iStad^enoten
DIE WE ALLEN KENNEN
EEJf LEVEK
TI'SSEX;
DE TARKEJfS
POATJERAAS
Van onze stadgenoot Regnerus
Sporrel kan in alle oprechtheid
worden gezegd, dat hij een leven
lang tussen de varkens heeft door
gebracht: van de drie en zeventig
jaren, die hij telt, is hij de laatste
een en zestig jaar beroepshalve
een trouwe bezoeker van de
Leeuwarder veemarkt geweest.
De heer Sporrel heeft daar de taak
de aangevoerde varkens te we
gen, een werk, waarvoor uiteraard
een weegschaal nodig is, maar dat
de heer Sporrel zo nodig ook wel
gewoon op het oog zou kunnen
doen.
Die zestig jaar tussen de zwijnen
hebben deze veemarktman name
lijk een zo goede kijk op deze
viervoeters gegeven, dat hij nu
zonder mankeren tot op een paar
ons het gewicht van ieder wille
keurig varken bepaalt, nog voor
dat dier een poot op de schaal
heeft gezet.
JAÏfTJE VERHOEF
Rookartikelen
Caféhouder
Galanterieën
De derde bejaarde stadgenoot, die
we vandaag even in het zonnetje
zetten, is de heer Jan(tje) Verhoef,
die weliswaar geen Leeuwarder
van geboorte is (hij zag in 1894 in
Schoonhoven het levenslicht),
maar die al langer dan veertig
jaar in Leeuwarden woont en hier
een bekende figuur kan worden
genoemd.
De heer Verhoef heeft jarenlang
met rookartikelen op de vrijdag
markt gestaan en gaat nu nog
veel met galanterieën op pad. Bo
vendien is hij caféhouder geweest:
acht jaar lang heeft hij de scepter
gezwaaid in het café Het Zwaantje
in de Sacramentstraat, een etablis
sement, dat er nu niet meer is.
De fotograaf trof hem in het Sint
Jobsleen, waar hij de heer Ver
hoef onmiddellijk bereid vond
even in de houding te gaan staan.
varkensmarkt, want de vader van
Nerus deed toen al, wat z'n zoon
nu nog steeds doet. Dat wil zeg
gen, dat hij van zaterdag tot en
met donderdag in de Boterhoek z'n
kost verdiende als schoenmaker
en iedere vrijdag actief was op de
markt.
Alleen was de aanvoer van var
kens in die tijd, volgens de heer
Sporrel, veel groter dan nu en
senior had bijvoorbeeld niet min
der dan vijf knechten in dienst, die
allen druk werk hadden op de
vrijdagmarkt.
Als twaalfjarige ging Nerus voor
het eerst met z'n vader mee en
als jongen bezocht hij niet alleen
de Leeuwarder markt, maar ook
de varkensmarkten in de provin
cie, die in Drachten, in Sneek, in
Wolvega. In het holst van de
nacht moesten vader en zoon voor
het bezoeken van deze buiten-
markten het bed al verlaten, want
de tocht er heen moest toen nog
op de fiets worden afgelegd.
Nu komt de heer Sporrel slechts
bij wijze van uitzondering op
markten buiten de stad, maar ook
voor z'n wekelijkse werk op de
Leeuwarder markt laat de wekker
voor de heer Sporrel de bel al
heel vroeg rinkelen: wanneer de
markt tegen zessen opengaat, is
hij zeker al twee uren ,,in 't spier".
Het is ook bij wijze van uitzonde
ring, dat de heer Sporrel niet op
de afdeling van de varkens, maar
Dp die van de kalveren werkt,
maar juist op zo'n dag kreeg de
:amera van onze fotograaf hem in
het oog. Zodat hij bij dit verhaal
de niet, zoals het eigenlijk hoor
de, met een vet varken, maar bij
een kalfje staat afgebeeld.
Toch is het niet zo, dat het pontje
dagelijks lange tijd werkeloos aan
de wal blijft liggen: er wordt nog
aardig gebruik van gemaakt, want
wie toch te voet is, vermijdt lie
ver de wandeling over de Wirdu-
merpoortsbrug, wanneer hij aan
de overkant van het water moet
zijn.
Zo lang de heer Sporrel al de
markt bezoekt, zo lang staat de
heer Jeen Eppinga nog niet op het
pontje, dat een ongeregelde dienst
onderhoudt tussen de Zuider-
grachtswal en het Blokhuisplein,
maar zeven en veertig jaar is toch
ook al een hele rek. Als het even
kan wil de heer Eppinga de vijftig
jaar vol maken en wanneer dat
lukt is hij vier en zeventig en mag
het dan wel welletjes vinden, lijkt
ons zo toe.
Wie zich door de heer Eppinga
laat overvaren (tegen het officieel
door de gemeente vastgestelde
tarief van twee centen per over
tocht) en hem vraagt hoe de zaken
tegenwoordig gaan, zal te horen
krijgen, dat het met de grootste
drukte bij dit pontjevaren is ge
daan.
„Het zijn allemaal fietsen tegen
woordig", zegt de heer Eppinga
„en de stadsbus is ook een grote
concurrent. Maar wat een wonder
ook, want wanneer je achter in
het rooie dorp woont en bij de
Troelstraweg moet wezen, stap je
onwillekeurig in de bus."
In de jaren rond de eeuwwisseling
had de naam Sporrel al een be
kende klank op de Leeuwarder