*r
STADSWALLEN
WAREN
VROEGER
VEEL HOGER
DAN NU
BABBELTJES OP DE BRUG
Dank zij het kostelijke verhaal van stadsarchi
varis Wopke Eekhoff van een wandeling om
streeks 1550 om en door de stad in zijn Ge
schiedkundige beschrijving van Leeuwarden,
kunnen we ons nu nog helder voor ogen stel
len, hoe onze stad er vier eeuwen geleden
moet hebben uitgezien.
Het is dan ook de moeite waard deze Leeu
warder uit het verleden (Eekhoff stierf, een en
zeventig jaar oud, in 1880) na te praten om
even de sfeer te proeven van de tijd, waarin
de Leeuwarders de stad nog kenden als een
kleine plaats, die zich voor de in onze ogen
vrij onschuldige gevaren van toen veilig voel
de achter de hoog opgeworpen aarden wallen
en het brede water van de gracht er om heen.
Die gracht zal overigens nauwelijks zo breed
zijn geweest als nu, de aarden wallen echter
waren veel hoger dan de restanten, die onze
voorouders zo goed waren te bewaren voor het
nageslacht. Ze waren dus ook veel steiler dan
nu en om het beklimmen door vijanden te
verhinderen was de wal over de hele lengte
met hagedoorns beplant.
Om te voorkomen, dat deze hindernissen wer
den vernield, was kinderspel op de bolwerken
ook toen al niet toegestaan en zelfs hengelen
en met bootjes varen in de gracht was een
voor ieder verboden zaak.
Aan de binnenkant van de wal liep een pad,
dat bedoeld was om het bolwerk goed bereik
baar te maken, vooral ook voor het geschut,
wanneer dat in actie zou moeten komen. De
naam van dit pad de Nieuweweg is be
waard gebleven voor de straat langs de stads
gracht tussen de Wirdumerdijk en het Blok
huisplein.
Voor wat de waterwegen en de overbruggin
gen daarvan betreft, was er in deze tijd al
sprake van de Thyes of Tyessematille over de
gracht bij Camstraburen de tegenwoordige
Verwersbrug, die toen de stad met de Zwarte-
weg verbond en dus een aanzienlijk belang
rijker functie mocht vervullen dan nu als ver
bindingsbruggetje met het Oldegalileën.
En in de binnenstad waren er op de helft van
deze zestiende eeuw uiteraard al heel wat meer
overspanningen over de grachten dan honderd
vijftig jaar eerder, toen men de eerste verdedi
gingsgracht groef.
De Nieuwestad, in de letterlijke betekenis van
het woord dus het nieuwe gedeelte van de
stad, was met niet minder dan zeven bruggen
of pijpen verbonden met het oude deel, zodat
de Leeuwarders van toen nooit ver hoefden te
lopen om van de ene naar de andere kant te
komen.
Enkele van deze bruggen werden door Eekhott
met naam en toenaam genoemd, zoals de
Waags- of Tontjebrug bij het begin van de
Op dit schilderij van A. van Beerestraten is de
omgeving van de Brol wel bijzonder roman
tisch voorgesteld. De hele rechterkant van de
Kelders heelt de schilder onbebouwd gelaten,
het spitse torentje op de achtergrond rechts
heelt daar in werkelijkheid nooit gestaan en
de nieuwe Toren in de Grote Hoogstraat zag
er ook wel een beetje anders uit. Het schilden]
dateert van 1662 en hangt in het Fries Museum.
door
FENNO L. SCHOUSTRA
Sint Jacobsstraat en de Duco Martenapijp
tegenover de Kleine Kerkstraat, die volgens
een oude nverleverina z'n naam zou danken
aan de edelman Duco Martena of Doeke Mar
tens, de bewoner van een aanzienlijk huis bij
deze brug.
De Brol of Brolbrug tussen de Kelders en de
Groentemarkt was in die dagen al net zo
breed als nu en diende als marktplaats voor
de kaas- en boterhandelaren, terwijl ook de
groentehandelaren er hun kratten en kisten
opsloegen.
Door de markt van de mandemakers m de
Korfmakersstraat kreeg de nabijgelegen Fran-
ciscusbrug de bijnaam van Korfmakersbrug,
maar naar Franciscus van Minnema, die woon
de in het vroegere Minnemahuis (wijlen het
hotel de Doelen) werd deze overkluizing ook
wel Minnemabrug genoemd.
Het brede brugplein tussen de Wortelhaven
en de Koningsstraat was de marktplaats voor
de vishandelaars, die er hun zee- en riviervis
verhandelden, of, zoals oude kronieken memo
reren ,,meervysck, schollen, verschen hernick,
laberdaan, stockvisch, spierinck ende mosse
len" en zelfs ook „salmen, elften, bruunviss,
stoer ende robbe", zodat de huisvrouwen in die
tijd bij het kopen van vis maar te kust en te
keur konden gaan.
Van de andere bruggen in dit deel van de stad
tenslotte noemde Eekhoff de Cammingha- of
Heer van Amelandsbrug, die wij nu kennen als
de Amelandspijp, de Dubbelebrug tegenover de
Nieuweburen in de Voorstreek en de Papebrug,
die eveneens over het water van de Voor
streek lag en wel tegenover de vroegere Hoek-
sterkerk en het Dokkumerend, dat toen nog
met een mooier woord Lutkeburen werd ge
noemd.
Ook dit schilderij van de voormalige vismarkt op de
Konings- of Vischmarktpijp tussen de Koningssteeg en
de Wortelhaven kunnen we in het Fries Museum vinden.
Izaak Reynders is er de maker van; waarschijnlijk schil
derde hij het in 1845.
v