1Zwenaar
ik [ierlejicel
-'Ü
v-'
IJ l i ''H
I.
0
1,« W^JIS
T>
L'
Sinter klaas drama
uit 1689
11 1 i!'
lil
K Q
20
-
mmm
j§ iJSIi Hl v'. 'i-4
Toerfietsen, Sportfietsen,
Kinderfietsen
i
Het was denker, toen de vrouw van de to
venaar wakker werd. Zij dacht: het is net
alsof ik iets hoor in de tuin. Maar dat kon
natuurlijk niet, want de zon was nog niet
eens op. Zij draaide zich nog eens om, maar
zij kon niet weer inslapen. Ja, daar hoor
de zij het tuinhekje. En nu liep er iemand
over de kiezelsteentjes. Iemand? Het leken
wel meer dan één persoon. Er werd ook
zachtjes gefluisterd. En weer hoorde zij het
hekje opengaan. Net viel de eerste zonne
straal in de slaapkamer. Pierlepoef lag nog
in diepe slaap, maar zijn vrouw was nu
klaarwakker.
Zachtjes stond zij op en liep naar het raam.
De gordijnen waren nog half dicht en 0m
een hoekje keek zij, wie daar nu wel op
de vroege ochtend door hun tuin wandelden.
Zij dacht dat zij nog sliep en nog droomde,
toen zij al die mensen en dieren op het gras
veld zag staan .Wie waren dat en wat de
den zij daar?
Zij hoorde achter zich een geluid. Pierlepoef
was wakker geworden. „Wat doe je eigen
lijk?" zei hij tegen zijn vrouw. „Moeten we
al opstaan? Het is nog veel te vroeg!"
Zijn vrouw wenkte hem met de hand: „Kom
eens kijken, maar doe héél zachtjes!" Pier
lepoef kwam met een slaperig gezicht uit
bed, stapte in zijn sloffen en ging ook naar
het raam toe. Voorzichtig deed zijn vrouw
het gordijn opzij en toen zag hij óók die
mensen en dieren op hef grasveld. Zijn ge
zicht was een en al verbazing. „Wie zijn dat
nou?" zei hij en schudde zijn hoofd.
Maar hij en zijn vrouw hoefden niet lang
te wachten om fe weten te komen wat men
daar beneden in de tuin ging doen. Want
daar klonk het opeens vanaf het grasveld:
„Wat zijn wij allemaal heden toch blij,
nu Pierlepoef jarig is in onze rij,
een mooie verjaardag, oef, oef, oef,
wensen we u toe, heer Pierlepoef!"
De tovenaar keek uit het raam, maar kon
van verbazing niets zeggen. Toen riep zijn
vrouw: „Hoe weten jullie dat mijn man ja
rigis? En wie zijn jullie? En hoe kennen
jullie de tovenaar?"
Toen kwam het oude schoenmakertje naar
voren, hij boog diep en zei: „We hebben ge
hoord dat uw man de grote tovenaar Pier
lepoef is, hij heeft ons allemaal geholpen
als we het moeilijk hadden en daarom ko
men we hem nu op zijn verjaardag felicite
ren. We hopen allemaal dat hij nog vele lan-
ge jaren voor ons zal willen zorgen en we
zouden hem graag een geschenk geven!
En toen kwam een klein konijntje naar vo
ren en die droeg in zijn voorpootjes een
nieuwe punthoed voor de tovenaar!
„Wij weten dat u, machtige tovenaar, bij
weer en wind er op uit gaat om mens en
dier te helpen, als dat nodig is. En nu zal
uw punthoed daar wel erg van hebben te
lijden en daarom hebben we een nieuwe
voor u gekocht!"
Pierlepoef kon geen woorden vinden van
verbazing en dankbaarheid. „We komen zo
beneden", zei zijn vrouw en zij kleedden
zich allebei gauw aan en toen gingen ze ook
in de tuin. En ja, hoor! daar waren al onze
vrienden: de vlieg die uit de pootjes van de
i
BI'
spin was gered, hef zieke meisje in de tuin
met bloemen, de schoolmeester van de las
tige kinderen, vrouwtje Regeling, Barend
je van de bakker die nu erg zoet was, de
tweelingen met hun scheepje, de duivenfa
milie, het konijntje, de oude schoenmaker
en het danseresje. Ze stonden in een grote
kring en tovenaar Pierlepoef schudde hen
allemaal de hand of de poot (bij de vlieg
was dat wat moeilijk) en bedankte hun voor
de mooie nieuwe punthoed en voor hun har
telijke wensen. En zijn vrouw ging rond met
een grote taart, die zij de vorige dag ge
bakken had. „Je kunt nooit weten of er
geen visite komt, morgen", had zij toen ge
zegd. Maar zij had niet kunnen denken dat
sta™!1"86"5 Vr06g de tUin 31 VGl gasten zou
Het was mooi warm weer en dus gingen zij
op het gras zitten en iedereen vertelde hoe
tovenaar Pierlepoef geholpen had. En de
vrouw van de tovenaar kreeg tranen in haar
ogen tóen die schoolmeester zei: „Wat hebt
u toch een in-goede man!"
Zij bleven allemaal ontbijten en toen moes
ten ze afscheid nemen. In optocht trokken
zij uit de tuin en nog lang hoorde men hen
zingen over de verjaardag van de goede
Pierlepoef. De tovenaar en zijn vrouw gin
gen in huis en Pierlepoef zei: „Ik heb nog
nooit zó'n mooie verjaardag gehad!"
En zijn vrouw keek of er nog wat over was
van de lekkere taart, maar die was schoon
opgegaan!
MAJA VAN HEEMSTRA.
niet duur, maar duurzaam,
dat ii GAZELLE
Gazelle-, Solex-,
Rap-en Typhoon
bromfietsen
Belle scooters
Op 18 november en 5 december 1689 ginq
de stadsomroeper, vergezeld van twee trom
melaars, door Leeuwarden om op verschil
lende punten met luider stemme het volgen
de te verkondigen:
„Is geresolveerd, dat niemand, zij jong of
oud, met enigerhande zo genaamde Sint Ni-
colaas-goed op piepen, straten, stoepen of
te potkasten zal vermogen te koop te zetten
op verbeurte van dezelve waren".
Het was duidelijke taal, trouwens de Leeu
warders uit de zeventiende eeuw wisten ter
dege, dat het Sinterklaasfeest niet naar bui
ten mocht worden uitgedragen. Sint Nicolaas
was immers een figuur van roomse oor
sprong en daardoor „buiten de wet" ge
steld.
Toch leefde het Sinterklaasfeest en menige
koopman trachtte er in het geniep munt uit
te slaan. Sommigen probeerden toch wat ge-
schenkartikelen uit te stallenmaar ze moes-
ten al puur geluk hebben, wanneer zulks aan
het wakend oog van de overheid ontsnapte.
Zo liep Stadsmajoor (nu zouden we zeg
gen: Commissaris van Politie) Jelle Rinnerts
Geringa op de avond van donderdag 5 de
cember door de Grote Hoogstraat en wat
zag hij in het huis van nappendraaier Jilles
Jansen? Twee speelgoedpaardjes, beschenen
door kaarslicht! Hier moest ingegrepen wor
den. Jelle Rinnerts Geringa nam zijn stok
en probeerde de paardjes door het open
raam naar zich toe te halen. Jilles, in
gram ontstoken, pakte de paardjes terug en
zette ze weer op hun plaats, onder het roe
pen van „Doe du dijn bestJelle". Het ingrij
pen van de politie lokte veel publiek; er ont
stond een oploop, die pas eindigde toen Jil
les vrouw, ongetwijfeld de wijste van allen,
de paardjes binnenhaalde.
Maar voor Jilles Jansen hadden de paard
jes nog een staartje. Vrijdag 13 december
1689 werd zijn ongeluksdag, want toen werd
hij door de raad veroordeeld tot een boete
van 2 Vlaamse ponden. Vanwege de paardjes
en vanwege de onheuse bejegening van de
hoogste politie-autoriteit „Jelle, wil ik dij
wat seggen?" had hij in het heetst van de
strijd geroepen. „Ja?" antwoordde de Stads
majoor. En Jelle zei iets. Helaas moeten
wij wegens gebrek aan plaatsruimte Jelle's
opmerking achterwege laten.