cJ-[and en 3^nu}}eltje M pk T^ljemsierltunsi VOOR AL UW BLOEMWERKEN 'Mmm 'J var T «JT „Mams, kijk eens wat ik getekend heb op school!" Laat eens kijken, Hans. O, wat een mooie hond' Heb je dat helemaal alleen getekend? Knap hoor! Hij is bruin en heeft een lange staart en twee flap-oren en zijn haar is krul- lerig. Wat zei de juffrouw er wel van?" „Die vond de hond ook mooi, mams. Vóór de kerstvacantie begint worden de mooiste tekeningen van de héle school opgehangen en dan mogen alle vaders en moeders ko men kijken en dan komt mijn hond er ook bij, zegt de juffrouw!" „Jongen, wat heerlijk voor je! Paps en ik komen zéker kijken. We moeten de tekening nu maar goed opbergen. Waar zullen we hem leggen? „In uw schrijfbureau? In het laatje waar 'nog meer tekeningen van mij liggen? Weet u wel, Mams, nog van de kleuterschool? Wat maakte ik toen toch gekke tekeningen ze lijken zo raar." „Goed, leg de hond daar maar bij, ik zal er nog een extra stukje carton omheen doen. Ja, op de kleuterschool kon je nog niet zo goed tekenen, nu ben je een heel stuk verder." Hans gaat naar zijn speelhoekje en is al gauw verdiept in zijn spoortrein. Af en toe hoor je hem zuchten, als hij de rails niet goed in elkaar kan zetten of als een vracht auto bijna tegen de locomotief aanrijdt. „Mams, weet u wat ik zo héél graag wou?" „Nou, wat wou je dan zo héél graag?' „Dat we een hond hadden!" „Ja, jong, dat zouden Paps en ik ook gezel lig vinden. Maar dat kun je een dier niet aandoen op de vierde verdieping van een Je bent je betrekking toch niet kwijt? En waar gaan we heen?" Hans zegt niets. Hij begrijpt het niet goed. Wat bedoelt Paps met we gaan hier weg? „Schrik maar niet, vrouw," begint Paps weer. „Ik ben overgeplaatst. We gaan de stad uit. Ik ben bevorderd, kom op een gro- ter kantoor. In een andere stad. Maar de mensen van het kantoor wonen haast alle maal buiten die stad. Voor ons is er ook een huis vrij gekomen. We hebben een heel klein tuintje en we zitten vlak bij een bos en ak kers en een beekje." Weg van de flat?" juicht moeder opeens. "Naar buiten? O wat héérlijk. Ik heb nooit goed kunnen wennen aan al die mensen bo ven op elkaar. Naar buiten! Denk eens aan: naar buiten!" Nu begrijpt Hans het opeens. Ze gaan weg van dit huis, ze gaan weg uit deze straat, ze gaan ergens heen waar ruimte is. Ruim te voor een hond! „De hond! de hond! Nu krijg ik een hond! En hij staat op van tafel en danst door de kcimGr „Wat heeft die jongen?" zegt vader ^lachend. „En wat moet hij met een hond?" Moeder vertelt dat Hans graag een hond wou hebben en dat dat alleen maar kon als zij buiten woonden. „Maar natuurlijk, Hans", zegt vader en hij trekt de jongen op zijn knie en geeft hem een dikke zoen, „natuurlijk, jij krijgt een hond als we buiten wonen!" „En nou gauw door-eten, vrinden," zegt moeder, „want de boontjes worden koud." Maja van Heemstra. Hier komt het bungalowpark Bilgaard, achter de Troelstraweg. Geheel op de achtergrond de toren van de St. Dominicus- kerk. flatgebouw, met niets dan straten om ons heen vol auto's en fietsen. Een hond moet los kunnen lopen en draven en spelen en hier is het veel te gevaarlijk voor hem." „Maar als we nu eens niet in een stad wo- nen?" Als we niet in een stad woonden, zou net wel gaan. Maar Paps heeft nu eenmaal werk in een stad. Daar is niets aan te ver anderen. Hoor, daar komt Paps thuis, ga hem maar tegemoet." Even later staat Hans naast Paps stoel en laat hem de mooie tekening zien. „Als we niet in een stad woonden, kon ik ook een hond hebben, hè Paps". Maar Paps staat op om aan tafel te gaan en antwoordt met. Als ze aan het eten zijn zegt vader: „Moeder en Hans, ik heb groot nieuws. We gaan hier weg!" Moeder schrikt ervan. „We gaan hier weg? De Ruyterweg Leeuwarden Telefoon 24986 M «s

Historisch Centrum Leeuwarden

Leeuwarder Gemeenschap | 1964 | | pagina 23