Parkeren
in de
binnenstad
fig
6
Op 21 december van het vorige jaar verscheen in
de Leeuwarder Courant een ingezonden stuk, dat
de titel droeg: „De burgers dienen". Het was ge
schreven door een zekere Weggebruiker, zo bleek
uit de ondertekening.
Wij kennen de heer Weggebruiker niet. Een tipje
van de sluier die zijn persoonlijkheid verhult, wordt
door hemzelf opgelicht in het begin van zijn ver
haal. Daar schrijft hij: „Steller dezes is maar een
doodgewone burger, dagelijks deelnemer aan het
verkeer in de goede stad Leeuwarden, voor wie het
moeilijk wordt om allerlei zaken te begrijpen, waar
in de gemeentelijke overheid beslist."
Het is, op grond van het bovenstaande, wel duide
lijk, dat de heer Weggebruiker een bescheiden
mens is. Zelfs een „gewoon burger" durft hij zich
niet te noemen, hij is niet meer dan „doodgewoon".
Dan erkent hij, ruiterlijk en in het openbaar, veel
dingen niet te begrijpen. Slechts weinigen kunnen
de moed, ja de zelfverachting, opbrengen zichzelf
zo tot de grond af te breken.
De ioto's over het parkeervraagstuk zijn
alle op een zaterdagochtend omstreeks
elt uur gemaakt. Het was overal vrij
druk in de binnenstad en deze drukte
weerspiegelde zich in de aantallen ge
parkeerde auto's: op het Wilhelminaplein
en op de Nieuwestad in het bijzonder.
En toen maakten we ook deze foto van
het Oldehootsterkerkhot, aan de rand
van de binnenstad dus, te voet niet meer
dan vijt tot tien minuten van de grote
winkelstraten, ten hoogste met uitzon
dering van de Voorstreek. Het aantal op
dit lege plein geparkeerde auto's was op
de vingers van één hand te tellen
Toegegeven: van maandag tot en met
vrijdag kan men hier nu nog niet terecht.
Dat wordt eerst mogelijk wanneer het
bodeterrein is verhuisd naar de oude
veemarkt. Maar juist op zaterdag doet
zo'n leeg plein in de binnenstad wel
hoogst onwerkelijk aan, wanneer men
elders in dezelfde binnenstad ziet hoe
er om een plaatsje wordt gevochten
- r
Het is niet precies bekend hoeveel Leeuwar
ders een auto bezitten, maar we kunnen er wel
een globale schatting van maken.
Op 1 augustus 1962 waren er, volgens gegevens
van het E.T.I.F., in Leeuwarden 5057 personen
auto's (de overige motorvoertuigen laten we
hier buiten beschouwing). Gerekend naar de
landelijke stijging mogen we hier ongeveer
20 procent bijtellen om tot het totaal van nu
te komen. Dit wordt dan ongeveer 6000.
Het Wilhelminaplein biedt plaats aan plusmi
nus 300 geparkeerde auto's. Voor het parkeren
van alle Leeuwarder personenauto's zouden we
dus twintig Wilhelminapleinen nodig hebben.
Het oppervlak van het Wilhelminaplein is on
geveer 7000 m2, twintig maal dit plein komt
dus op 140.000 m2. De gehele binnenstad meet
68,5 ha of 685.000 m2. Om alle Leeuwarder per
sonenauto's gelijktijdig in de binnenstad par
keerruimte te kunnen bieden, moeten we glo
baal een vijfde deel van deze binnenstad voor
dit doel bestemmen. De problemen van de aan-
en afvoerwegen worden daarbij niet in aan
merking genomen.
Nu is dit een rijkelijk theoretische berekening,
want niet alle Leeuwarder autobezitters zullen
gelijktijdig naar de binnenstad gaan. Maar we
hebben ook niet uitsluitend met de Leeuwar
ders te maken, vooral op markt- en feestdagen.
Dan komen we er waarschijnlijk nog lang niet
met 6000 personenwagens.
We gaan terug naar het Wilhelminaplein voor
een andere berekening. Het staat vol met 300
auto's. Een deel daarvan wordt door één per
soon gebruikt, een aantal door twee en som
mige door drie of vier. Het gemiddelde ligt
tussen 1 en 2: 1,5 ongeveer. Met die 300 auto's
zijn derhalve plusminus 450 mensen naar de
stad gekomen.
Wat betekenen deze 450 binnenstadbezoekers
voor de totale drukte in dit deel van de binnen
stad? Met dit aantal is het nog bijzonder rus
tig in een bedrijf als V. D., zo werd ons door
de bedrijfsleiding van dit warenhuis verzekerd.
Onze binnenstad telt enige honderden zaken
en wanneer het druk is in de winkels, dan is
dat ook op straat het geval.
De conclusie kan dus zijn, dat de parkeer
ruimte op het Wilhelminaplein, hoe riant ook,
van zeer ondergeschikte betekenis is voor de
bedrijvigheid in het stadscentrum. Natuurlijk
kan men zijn auto ook op andere plaatsen kwijt
in de binnenstad, maar dit betekent toch niet,
dat men het particuliere autovervoer kan zien
als dè factor, die de drukte daar beheerst.
En men zal dit ook in de toekomst niet kunnen
verlangen. De parkeermogelijkheden zullen
moeten worden verruimd, maar zelfs wanneer
het aantal auto's niet zou groeien, dan nog is
een reële bevrediging van de behoefte niet
denkbaar.
We zouden de hele binnenstad moeten afbre
ken, maar waarom zullen we dan nog naar de
binnenstad gaan?
Nu heeft de heer Weggebruiker het ook weer
niet te dol willen maken. Zo'n ingezonden stuk
komt onder zeer vele ogen en het is begrijpe
lijk, dat hij niet publiekelijk voor gek wilde
staan. Daarom ongetwijfeld liet hij de vermel
ding van zijn ware naam achterwege. Men zal
hem nu niet met de vinger nawijzen als de
doodgewone man, die er niets van begrijpt.
De ingezonden stukken-rubriek van de Leeu
warder Courant is wel de aangewezen plaats
voor dit journalistieke verstoppertje spelen.
Men vindt daarin geregeld de schrifturen van
de „Opmerkers", de „Huisvaders", de Huis
moeders", de „O.H.'s" enzovoort. Allemaal
mensen die wel een mening willen verkondi
gen, maar in de veilige beschutting van de
anonimiteit vluchten om niet op deze mening
aangezien te worden.
De schrijvers van onondertekende ingezonden
stukken zijn in het algemeen niet meer dan
leveranciers van een vermakelijk soort blad
vulling. Sommige kranten stellen de eis, dat
men dergelijke schrifturen met eigen naam
dient te ondertekenen en ontnemen hun lezers
daardoor veel pret. De Leeuwarder Courant
kent deze beperking niet en laat dus ieder
(ook wanneer hij in het publiek niemand is)
aan het woord. Het gevaar van dit systeem is
evenwel, dat de lezers, op grond van hun
heilig ontzag voor het gedrukte woord, zich
knollen voor citroenen laten verkopen.
Over het algemeen is het niet de gewoonte
op anonieme geschriften in te gaan, maar soms
is het, speciaal ter bestrijding van de handel
in onechte citroenen, wel eens nuttig zo'n ge
schrift aan een analyse te onderwerpen, waar
bij de feitelijke inhoud en de toon beide de
aandacht verdienen. Wat die toon betreft ci-