Afbraak
In deze eeuw afgegraven
Een straatlantaarn-zonder-licht laat het
moede hootd hangen
Amateur-slopers aan het werk op Olde-
galileën.
MIDDELEEUWERS WOONDEN HOOG EN
DROOG OP DE HEECHTERP
(Vervolg van pagina 7)
Ook de Heechterp onderging het lot van gron
dige afgraving; in de twintiger jaren werd
deze terp rigoureus vernield, al blijken er
reeds sedert 1899 af en toe vondsten in het
museum te zijn gekomen, hetgeen wijst op
kleinere, incidentele afgravinkjes. Maar rond
1925 ging het in het groot: kipkarren reden op
rails af en aan en werden door de met de hand
gravende arbeiders snel gevuld, waarna de
karren in de gereedliggende skütsjes werden
gelost. Elke arbeider stond voor een zoge
naamde klamp, die van boven werd afgesto
ken.
Dit werk ging vlug: hoe meer kubieke meters
per dag hoe hoger de verdiensten. Geregeld
toezicht op de vondsten kon er niet zijn, we
gens gebrek aan geldmiddelen bij het Fries
Genootschap, zodat er enorm veel verloren is
gegaan. Ook heeft schrijver dezes zich door
degenen die de afgraving van nabij meemaak
ten laten vertellen, dat de „terpbaas", de man
die de leiding van het werk had, niet erg op
„pottekijkers" hier dus ook in letterlijke zin
bedoeld! was gesteld. Veel moest 's avonds
worden geredOok particulieren hebben
daaraan meegedaan en zo is er, weten wij, een
aardige collectie, die helaas onlangs met de
eigenaar buiten Friesland is geraakt, maar ho
pelijk toch nog eens terugkeert.
Interessant is, dat het gave voorwerpen be
treft welke veel dieper uit de grond zijn ge
komen dan de eigenlijke terpzooi lag. Dat
komt, omdat zij werden aangetroffen in water
putten, die de terpbewoners diep uitgroeven
om goed drinkwater te krijgen. De potten
waarmee het water moest worden opgehaald,
gleden wel eens uit het touw en verzonken
dan tot grote diepte.
Vragen wij ons af wat er dan toch nog be
waard is gebleven en hoe oud dat is, dan kun
nen we globaal zeggen, dat de oudste vond
sten dateren uit de eerste eeuwen vóór onze
jaartelling. Het zijn met de hand vervaardig
de, zacht gebakken potten van bruinrode tot
bruingrijze kleur. Dit soort aardewerk in aller
lei vormen is soms eenvoudig versierd: streep-
randen langs de hals en kartelingen langs de
mondranden, met de vingertoppen aangebracht.
Maar ook scherven, die herinneren aan de zo
juist genoemde Romeinen, zijn uit de Heech
terp bekend: oranjerode, vaak lakachtig glim
mende stukken van het op de draaischijf ver
vaardigde z.g. „terra sigillata". We kennen
ook spin- en weefgereedschap, kralen, benen
kammen en naalden. Van het boerenleven ge
tuigt een merkwaardig namaakei, een z.g. kooi,
die dus als nestei is gebruikt.
Zo zou men door kunnen gaan met opnoemen,
maar dat laat de ruimte niet toe. Zeker is
echter, dat op dat driehoekige, nu zo laag
gelegen stuk grond een mensengemeenschap
heeft gewoond van zeker 200 voor Chr. af tot
ongeveer 1400. Deze mensen kenden de angst
voor stormvloeden, hadden de zorg voor hun
vee, ze leden dorst als het zoute water de
drinkputten was binnengespoeld. Wie denkt
daar nu nog aan, ook al woont hij op de be
waard gebleven randen van de terp aan de
Groningerstraatweg en de Lekkumerweg?
Straks worden hier weer huizen gebouwd, wo
nen er weer gezinnen, die hun vreugden en
hun leed zullen kennen. Ook deze mensen zul
len potten gebruiken, maar nu van plastic en
aluminium. En nog zullen daar dan resten van
de oudste bewoning verborgen blijven. Het is
zeker, dat er nog waterputten en mestkuilen
niet zijn uitgegraven, want toen in 1963 een
waterleiding werd gelegd, vonden de arbei
ders van de I.W.G.L. nog een paar fraaie pot
ten. Ze worden zuinig in het Fries Museum
bewaard, evenals de scherven, die toen even
eens voor de dag kwamen.
G. ELZINGA.
Het gaat egaal bergafwaarts met onze sane-
ringsgebieden. Niet alleen de huizen raken in
verval en worden afgebroken, de hele entou
rage sluit zich aan bij deze ontwikkeling. Een
lantaarnpaal laat het moede, ontluisterde hootd
hangen en ziet er geen licht meer in voor
dit pessimisme hoett men overigens geen lan
taarnpaal te zijn. De ,,mankelike" toto van dit
voormalige straatverlichtingsattribuut werd in
het IJsbaankwartier gemaakt, waar een groot
deel van de bebouwing reeds aan de slopers
hamer ten olfer is gevallen en waar hier en
daar de afgekloven restjes van huizen nog her
inneren aan de dagen toen velen hier naar
vermogen het huiselijk geluk hebben gezocht.
En buiten het huis daar was de buurt met zijn
eigen gezelligheid en sfeer. Misschien missen
de schaarse overgebleven bewoners dit nog
het meest, want het troosteloze van de lege
plekken wordt geaccentueerd door de ver
scheidenheid van rommel, die men daar heeft
neergesmeten. Oude autobanden en zelfs een
tot minimale proporties gereduceerd autowrak
ziet men in deze omgeving. Een man consta
teert onze belangstelling voor de resten van
het eens zo glansrijke voertuig. Er zat eerst
nog veel meer aan en in, behalve dan natuur
lijk de motor en de laatste eigenaar had het
ding zo achtergelaten, dat het nog half over
de straat lag, vertelt hij. Met vereende krach
ten had men het naar de open plek geschoven.
(,,Hier hew ik woonden daar werd het
wrak blootgesteld aan weer en wind en sloop-
grage jongenshanden.
Er staan veel oude auto's in deze oude buurt.
Verschillende daarvan worden rijdend gehou
den door nijvere sleutelaars en mocht dat ge
hannes niet helpen, dan zal zo'n auto waar
schijnlijk eveneens ergens in de buurt te von
deling worden gelegd. Maar als zoiets nog wil
rijden dan mag het ook nog rijden, want het
verkeer laten we, wat de toestand der voer
tuigen betreft, maar begaan
Toen we genoeg triestheid hadden opgedaan
in de Bleekerstraat c.a. voerde onze weg zeer
toevallig langs de Oldegalileën en daar hoor
den we het geraas van een in puin vallend
stuk muur. Enige jongelui hadden een op af
braak staand huisje beklommen en aan de bo
venkant een stuk metselwerk losgewrikt met
een stok tussen de buitenmuur en de binnen-
betimmering. Het was een opmerkelijk succes
en de helden genoten de bewonderende be
langstelling van een aantal buurtkinderen in
diverse leeftijdsklasse. Er werd niemand door
de neervallende stenen geraakt en dat viel dus
al weer mee. Het zou nochtans wel goed zijn
wanneer de ouders en de omwonende volwas
senen een oogje in het zeil hielden bij derge
lijke sloopobjecten. En hoe sneller ze verdwij
nen, hoe beter. Aan het slopen van een oude
auto is minder risico verbonden
Eens was dit het glanzende statussym
bool van een trotse autobezitter, nu heeft
de jeugd van het IJsbaankwartier deze
metalen vondeling ontdaan van alles wat
los en van bijna alles wat vast zat