N.V. DE LAATSTE 6 zoeken naar de oplossing van een probleem; zo moet het zijn, en niet zoals velen nog wel menen tussen een persoon die een gunst komt vragen en een persoon die de macht heeft „ja" of „nee" te zeggen. De aanvrager komt om een recht uit te oefenen, en hij wordt met het daarbij behorende respect ont vangen. Het spreekt vanzelf, dat zo n gesprek het best tot zijn recht komt, wanneer de aanvrager zijn eigen vrijheid, maar ook zijn eigen verantwoordelijkheid ten volle laat gelden. Na het eerste gesprek, en nadat de maatschappelijk werker zo no dig maar niet buiten de aan vrager om een onderzoek naar diens omstandigheden heeft inge steld, zal geconcludeerd kunnen worden of de aanvrager werkelijk recht op bijstand heeft. Indien bij voorbeeld blijkt dat de aanvrager, gezien zijn noodzakelijke uitgaven, gewoon een te laag wekelijks in komen heeft, dan zal hem een we kelijkse of maandelijkse aanvul ling op zijn inkomen worden ver strekt. Indien blijkt, dat hij een belangrijke, niet te voorziene uit gave moet doen, zal hem een uit kering-ineens worden toegekend; moet hij tijdelijk verpleeg- of ver- zorgingskosten betalen waartegen hij zich niet heeft kunnen verze keren, dan zal hem, zolang de ver pleging duurt, daarvoor een we kelijks of maandelijks bedrag wor den gegeven. En, wat zeer veel voorkomt: betreft het een bejaar de die zich niet meer kan redden en die de verzorgingskosten in een rusthuis niet zelf kan betalen, dan heeft die recht op een zoda nige bijstand dat hij de verzor gingskosten kan voldoen en nog een redelijk bedrag voor persoon lijke behoeften, kleding en zak geld, overhoudt. Ook voor hulp in de huishouding en dieetvoeding wordt, indien nodig, zeer vaak bij stand verleend. De beschikking op de aanvraag kan natuurlijk wel eens afwijzend luiden,- het kan zijn dat de kosten waarvoor bijstand wordt gevraagd, niet echt noodzakelijk zijn; het BROTE KERKSTRAAT 7 TELEFOON EEN WAARDIGE VERZORGING VAN BEGRAFENISSEN EN CREMATIES WORDT ÓÓK LID! kan ook zijn, dat de aanvrager wèl over eigen middelen blijkt te be schikken. Wie zichzelf kan hel pen (speciaal: wie door arbeid in zijn onderhoud kan voorzien) be hoeft immers niet geholpen te worden! De aanvrager kan „het hogerop zoeken" Iedere aanvrager ontvangt binnen een maand na zijn aanvraag een schriftelijke beschikking. Die moet, als ze niet in overeenstemming is met de wensen van de aanvrager, gemotiveerd zijn. Dat wil zeggen: als we de aanvrager meedelen dat hij de aangevraagde bijstand niet kan krijgen, moeten we hem ook vertellen waarom dat zo is. Bij zon beschikking behoeft de cliënt zich niet zonder voorbehoud neer te leggen. Gemeentelijke diensten, colleges van burgemees ter en wethouders en andere over heidsorganen zijn ook maar men sen; ze kunnen zich vergissen, ze kunnen ingewikkelde toestanden verkeerd beoordelen, ze kunnen dus hoe goed hun bedoelingen ook zijn wel eens onjuiste, ja zelfs onrechtvaardige en onrede lijke beslissingen nemen. De wet gever heeft de mogelijkheid van herziening van zon beslissing opengelaten. In de eerste plaats kan de aan vrager die het met de beschikking van de directeur van de G.S.D. niet eens is, zich met een bezwaar schrift tot burgemeester en wet houders wenden. Dat behoeft geen ingewikkeld en uitgebreid ver zoekschrift te zijn; men kan gerust volstaan met de mededeling: „Ik heb bijstand aangevraagd, maar de directeur van de G.S.D. heeft me die geweigerd; ik ben het daar niet mee eens". B. en w. zullen de directeur vra gen hoe de zaak in elkaar zit en deze zal nog eens nauwkeurig na gaan of er misschien, bij nader in zien, toch aanleiding is op de aan vraag in te gaan. Dan wordt de aanvrager in de gelegenheid ge steld zijn omstandigheden persoon lijk met de wethouder van maat schappelijk werk te komen bespre ken. Daarna ontvangt hij van b. en w. een nadere beslissing. Mocht hij het ook daarmee niet eens zijn, dan kan hij nog in be roep gaan bij Gedeputeerde Staten van Friesland, die zijn beroep schrift ook weer met veel aan dacht behandelen. En tenslotte heeft hij nog de gelegenheid in hoger beroep te gaan bij H.M. de Koningin, die daarover het advies inwint van de Raad van State, af deling voor de geschillen van be stuur. Nu moet de lezer niet de indruk krijgen, dat het aanvragen van bijstand een lange lijdensgeschie denis is! Sinds 1 januari 1965 tot de datum waarop wij dit schrijven (25 november 1966) hebben wij bij de sociale dienst niet minder dan 6.548 aanvragen behandeld, en slechts 94 keer is er tegen de be schikking bezwaar gemaakt. Dat wijst er naar onze mening wel op, dat verreweg de meeste aan vragers op korte termijn een be schikking ontvangen waarmee ze het eens kunnen zijn. Dat overigens ook de bezwaar schriften nog eens zorgvuldig worden bezien, blijkt wel uit het feit, dat op 32 van de 94 bezwaar schriften door b. en w. alsnog een gunstige beschikking is genomen; de overige 57 moesten door b. en w. ongegrond worden verklaard. Beroep bij Gedeputeerde Staten is tot dusver slechts in 8 gevallen aangetekend. Daarbij zijn vier aanvragers door G.S. in het onge lijk gesteld; drie hebben alsnog een gunstige beschikking gekregen (één geval is nog in behandeling). De beroepszaken betreffen in het algemeen principiële kwesties; ze kunnen wel eens vrij langdurig in behandeling zijn, maar de aanvra ger behoeft daar niet de dupe van te worden: in werkelijk dringende noodgevallen wordt toch wel voor lopig bijstand verleend; zo nodig kan de voorzitter van G.S. zelfs ingrijpen en de gemeente opdra gen voorlopig bijstand toe te ken nen. Drempelvrees? De vroegere armenwet die ove rigens al jarenlang niet meer zo stringent werd toegepast als haar tekst zou doen vermoeden! ver wees degene die in behoeftige omstandigheden verkeerde in de eerste plaats naar de familie (de onderhoudsplichtige verwanten) en de kerkelijke armenzorg. Pas wan neer noch familie, noch kerk hiel pen, bestond de mogelijkheid steun van de gemeente (burgerlijk arm bestuur of maatschappelijk hulp betoon) te krijgen. De gemeente kon dan verhaal toepassen op ouders, schoonouders, kinderen en kleinkinderen, en ook op de nala tenschap van de ondersteunde; de gemeente kon ook, als zij steun verleende, alle gewenste middelen aanwenden om „de arme op te heffen uit zijn toestand van be hoeftigheid'' en ze bemoeide zich daarbij vaak met allerlei persoon lijke en familieomstandigheden. Dat alles is eigenlijk al lang gele den, en we moeten dat zien in de geest van een voorbije tijd; vooral sinds de tweede wereldoorlog wa ren de scherpe kantjes daar echt wel afgeslepen, maar toch: de ar- menwetsteun is nooit populair ge weest. De gedachte: „Steun is een gunst; wie steun vraagt stelt zich eigenlijk onder curatele van de gemeente" heeft zó hevig in de mensen geleefd, kennelijk zijn er ook ondanks alle goede bedoe lingen zóveel mensen door in hun trots gekrenkt, dat de „angst" voor de gemeentelijke sociale dienst er nog niet overal en nog niet helemaal uit is. Wat er in dit opzicht nog steeds onder de mensen leeft, blijkt wel uit het volgende vraag- en ant woordspel, dat eigenlijk nog altijd aan de orde van de dag is. Vragen en antwoorden Vraag: Als ik hijstand aanvraag, komt er dan niet iemand bij mij op bezoek om mijn hele huishouden te bekijken? Antwoord: U kunt uw aanvraag indienen bij een bezoek aan het spreekuur van de dienst; u kunt ook een briefje schrijven, en dan komt een van de ambtenaren bij u thuis praten, maar niet om „uw hele huishouden te bekijken". De wet zegt wel dat de gemeente een onderzoek moet instellen, maar dat onderzoek moet zich beperken tot datgene wat van belang is voor de verlening van de bijstand. U kunt van een discrete behandeling overtuigd zijn. Vraag: Als ik bijstand ontvang voor betaling van verzorgings kosten in een rusthuis, weet dan niet iedereen dat de ge- gemeente voor mij betaalt? Antwoord: Neen, dat is niet nodig. Als opneming in een rusthuis noodzakelijk is, en u kunt de kos ten niet zelf betalen, dan kunt u met de dienst afspreken dat de bijstand maandelijks voor u op een bankrekening wordt bijge schreven. U geeft dan de bank op dracht om uw pensionkosten te betalen, en niemand in het tehuis hoeft te weten waar het geld van daan komt. Maar als u graag van alle finan ciële rompslomp af wilt zijn, dan is de dienst ook bereid om zich met de gehele financiële afwikke ling van de pensionkosten te be lasten. Vraag: Als ik bijstand ontvang, worden dan mijn kinderen en kleinkinderen niet lastig ge vallen om een bijdrage in de kosten? Antwoord: Neen. Vroeger was de gemeente bevoegd (en dus ver plicht) verhaal op de onderhouds plichtige familieleden toe te pas sen, maar de algemene bijstands wet sluit dat verhaal bijna geheel uit. Alleen op degene die zijn on derhoudsplicht tegenover zijn (ge scheiden) echtgenoot of zijn min derjarig kind niet nakomt, kan nog verhaal worden toegepast, alsmede op het minderjarig kind dat niet aan zijn onderhoudsplicht jegens zijn ouders voldoet. Wel kan na uw overlijden verhaal op uw nalatenschap plaats heb ben, maar dat gebeurt niet wan neer dat een klaarblijkelijke hard heid zou betekenen tegenover de langstlevende echtgenoot of te genover een inwonend kind. Zij kunnen dus ongestoord in het ge not van huis en inboedel blijven. Vraag: Moet ik niet eerst al mijn spaarcentjes opmaken voor ik bijstand kan ontvangen? Antwoord: Iemand die vermogend is kan geen bijstand ontvangen, want hij heeft eigen middelen om

Historisch Centrum Leeuwarden

Leeuwarder Gemeenschap | 1966 | | pagina 6