Van potten, pannen u. Ook dat is het Fries M useum «r „Meester, nu nog de mensebonken!" Hoe vaak horen de suppoosten in het Fries Museum niet deze kreet als een klas met levenslustige jongens en meisjes een bezoek aan het Fries Museum brengt? Bijna altijd komt deze uitroep over de lippen van de jongens en meester is zo goed niet oi aan dit bevel wordt gevolg gegeven. De meisjes volgen, hoewel een bepaalé gegniitel over dat „enge" meestal niet achterwege blijft Zo komt het dat in de oudheidkundige afdeling, officieel „archeologische afdeling", de skeletten van enige terpbewoners, gevonden o.m. in Hogebeintum en om streeks de 7de eeuw na Christus in een uitgeholde boomstam ter rusle gelegd samen met een ketting van stukjes parelmoer, enkele bronzen mantelspelden of een potje met vogelbeenderen (de overblijfselen vaneen begrafenismaal?) niet meer gemist kunnen worden. Zeker, het is misschien een wat vreemd schouwspel en de vraag of ze werkelijk nog gehandhaaid dienen te worden is gerechtvaardigd. Maar zij zijn langzamerhand zon vertrouwd bezit van het publiek geworden, dat ze moeilijk weg te denken zijn. Boven: Een strijdhamer uit 2000 jaar voor Christus. Gevonden bij Wijnjeterp. Midden: Zorgvuldig wordt deze scherf uit Blija bewaard, nadat er al 1500 jaar geleden een uit hennep gevlochten touw om was gewikkeld. Het is zo mooi geconserveerd, dat het is of dit touw pas gisteren was gemaakt. Onder: Met deze vogelrammelaar speelden de kleuters on geveer 500 jaar na Chris tus in Oosterbeintum (oostelijk van Ferwerd). Voor de museumstaf is het bezit van deze skelet ten, hoe interessant op zichzelf ook, echter niet het voornaamste. Het voornaamste is dat ze een onderdeel vormen van een in geheel Nederland, maar ook tot ver over de landgrenzen heen ver maarde afdeling van het Fries Museum. Collega Kingmans besprak in dit blad reeds vele schatten uit het museum, daterend uit tijden na 1500 en belangrijk door hun schoonheid, zeldzaamheid ol historische betekenis voor ons gewest. Maar de geheimzinnigheid die rond vele voorwerpen uil de archeologische collecties hangt hebben ze vaak niet. Want wie was die mens, die circa 15.000 jaar voor Christus die prachtige pijlpun: uit vuursteen vervaardigde om er een rendier mee te jagen? Wat heeft de mens bezield om van de schedel van een medemens een drinknapje te maken zo omstreeks 500 na Christus? Waaron heeft de bezitter van 50 koperen Romeinse mun ten, die hij aan het eind van de tweede eeuw na Christus in de grond verborg, deze niet meer op gegraven? Was hij de plaats vergeten, was hij in een gevecht omgekomen of had hij misschien b. een stormvloed, toen de zee de terpen besprong die in het onbedijkte land waren opgeworpen, et hij poogde nog wat vee te redden, het leven ver loren? We weten het niet, maar het fascineert de mensen, die dagelijks met deze voorwerpen om gaan, steeds opnieuw. De mens rijst steeds achter de scherven van een pot op, destijds achteloos weggeworpen, maar nu zorgvuldig gewassen, be schreven en genummerd, zodat we altijd weten waar die scherven gevonden zijn Tekens van leven Genoeg echter over de mens, die we niet meer lijfelijk kunnen ontmoeten, maar over wat hij ons naliet. Daaruit kunnen we iets te weten komen over de oudste geschiedenis van Friesland, van Leeuwarden. Niet alles kunnen we hier bespreken, slechts enkele facetten kunnen we belichten. Vue door de lichte zaal wandelt ziet een aantal prettig volgorde die num eerste v schapjes komen gronden, zijn. De uit van ben vel (om huit lerlei vc wapenin derlinge werden groeide dieren e toendrav puntje e manscha matig vc bewerkt. Christus Wat ve: rijn nie' maar ve geslepen ten gem streken periode den c geleerd die bijle geboord rand en er ruim zeldzaan ringe aa onderscf rondkijk staat tu: Ureterp Holstein De hand treden koper er bijlen, r er hier handelsr land, al ons lanc voor Ch waren, exempla met nan er nieuv van te i the ver1

Historisch Centrum Leeuwarden

Leeuwarder Gemeenschap | 1967 | | pagina 12