Samenleven een dure zaak
Is Leeuwarden een grote stad? Dat ligt er maar aan hoe u het
bekijkt en welke norm u aanlegt. Voor een inwoner van Sur-
huisterveen (we noemen maar een aantrekkelijk dorp) telt de
Friese hoofdstad vrij aardig mee. Er zijn hier tal van fraaie win
kelzaken en men kan hier vlot worden overreden bij het over
steken van de straat twee kenmerken van volwassenheid van
een stedelijke gemeenschap. De Amsterdammer evenwel vindt
het hier nogal rustig; straten oversteken, behalve bij erkende
voetgangerslichten, is hem even oneigen als het maken van een
solo-zeiltocht over de Atlantische Oceaan en de winkels hier
wekken geenszins zijn verbazing.
Het is maar hoe u het bekijkt. Dat geldt ook voor de Leeuwarders,
van wie een deel meesmuilend over de plaats zijner inwoning
oordeelt en steeds een groot aantal onvolkomenheden te berde
weet te brengen. Dat kunnen overigens de Surhuisterveners en
de Amsterdammers ook vooral de Amsterdammers, zoals u
uit de jongste geschiedenis wel heeft kunnen afleiden.
Maandblad, onder auspiciën van de
stichting „Leeuwarder Gemeenschap
16e jaargang no. 6 juni l'67
Redactiecommissie:
Mevr. A. J. Bearda Bakker-Stuiveling
H. Kingmans
Pastoor H. W. Dijkman O.P.
J. T. Vellenga
Redacteur: W. H. Kuipers, telef. 28203
Adres administratie:
Voorstreek 101-103, tel. 22046 en 22047
Redactie:
Stadhuis Leeuwarden, tel. 21141
Abonnementsprijs 3,00 per jaar
Gironummer 809910 ten name
N.V. Erven Koumans Smeding,
Leeuwarden
Maar er zijn ook Leeuwarders, die vervuld zijn van trots over hun stad.
Hun oordeel is even subjectief en dus onvolkomen als dat der mees-
muilers. Een stad is nooit goed of slecht, want zij wordt gevormd door
een zo grote verscheidenheid van mensen en toestanden, dat elke mo-
qelijkheid om een waardecijfer toe te kennen faalt. Een stad kan wel
plezieriq zijn of op zijn minst aardig. Maar dat is een kwestie van
appreciatie, waarbij ieder zijn persoonlijke gevoelens tot uiting mag
brengen. Het enige objectieve gegeven is, dat we hier met meer dan
tachtigduizend mensen bij elkaar wonen. Dat is een voldoend groot
aantal om het met elkaar gezellig te maken. We lopen elkaar niet
voor de voeten, maar er is genoeg keus om elkaar groepsgewijs te
vinden als kennissen, collega's, medeleden van een begrafenisvereni
ging of een voetbalclub kortom, er is hier voor elk wat wils. De
waarde van het aantal inwoners is daarbij eigenlijk niet zo groot. Met
zeventigduizend of met negentigduizend inwoners zou het allemaal niet
veel anders gaan.
Maar meer dan tachtigduizend mensen bij elkaar levert toch wel a'ler'
lei specifieke problemen op, die de kleine gemeenschap niet kent.
Laten we ons terdege hoeden voor de romantische gedachten, die de
stedeling veelal heeft omtrent het dorpsleven. Westnederlandse jour
nalisten, voor wie de normale bedekking van de aardkorst het astalt
is, trekken vaak, op zoek naar een prettig leesstukje, naar de groene
velden en kiezen daar een vredig dorpje als slachtoffer van hun
rustieke overpeinzingen. Ze beschrijven het schilderachtige kerkje en
het schilderachtige dorpsstraatje met de schilderachtige huisjes en
constateren dan, hoe vredig de eenvoudige mensjes daar samenwonen,
koeien melkend en de kerkklok luidend. Dat is een vertekend beeld
van de werkelijkheid, want in werkelijkheid strijden de twee kruide
niers op leven en dood en met de inzet van hun verschillende geloofs
overtuiging om de schamele plaatselijke klandizie en over de morele
gedragingen van de juffrouw op de hoek van de Buorren zullen wij
maar zwijgen, al spreekt heel het dorp er (schande) van. Het vredig
decor bedriegt, het dorpsleven verschilt niet zoveel van dat in de
Albert Cuypstraat in Amsterdam.
Maar wel is zo'n dorp aanzienlijk minder gecompliceerd dan de stad,
wanneer het gaat om de centrale voorzieningen, die door de overheid
in stand moeten worden gehouden. In Pingjum hebben we geen stads
autobusdienst nodig. Van oost naar west en van noord naar zuid zijn
de afstanden zo gering, dat men het op zijn slofjes af kan en dat vaak
ook doet. In Leeuwarden evenwel (en nu spreken we dus nog met over
een stad van het allergrootste formaat) kunnen we deze voorziening
niet meer missen en dat niet alleen: we moeten er ook een Hink stuk
gemeenschapsgeld in steken, om te verhinderen, dat de bus onbetaal
baar wordt voor hen, die er het meest gebruik van moeten maken. Op
de gemeentebegroting staat hiervoor een post, die de tweehonderddui
zend gulden te boven gaat en dan moet u bovendien nog weten, dat
een deel van het verlies door de N.T.M. wordt bijgepast.
Er zijn tal van andere voorbeelden van extra kosten, die men zich bij
een groeiende samenleving moet getroosten. Denkt u maar aan de
politie. De klassieke dorpsveldwachter is Flipse, de niet zo snuggere
maar zeer plichtsgetrouwe tegenspeler van de kwajongen Dik 1 rom.
Een moderner fantasievoorbeeld is Swiegertjes aartvijand Bromsnor.
Dat zijn de caricaturen van de gezagsdrager in de kleine gemeenschapi
de man, die alles weet en iedereen kent en door zijn persoonlijke in
vloed en zijn overwicht de orde en de rust doet eerbiedigen. In de
stad is de politieman de naamloze gezagshandhaver, die in een auto
patrouilleert en, voor zover hij nog tot de fietsers behoort, een radio
meevoert om voortdurend met de centrale post in verbinding te blijven.
De brandweer is een ander voorbeeld. In een dicht bebouwde stede
lijke qemeenschap kan de brandveiligheid niet worden gewaarborgd
door een troepje wakkere vrijwilligers. Daar is voor dit doel beroeps-
personeel nodig, in vaste dienst en voortdurend paraat, uitgerust met
moderne en snel verplaatsbare brandbestrijdingsmiddelen. De Leeuwar
der brandweer kost bijna een half miljoen per jaar.
Dan komen we bij het onderwerp, waaraan een groot deel van dit num
mer van de Leeuwarder Gemeenschap is gewijd: de rioolwaterzuive
ringsinstallatie, met het daarop aansluitende rioleringsstelsel. Het is,
buiten de woningbouw, het grootste project, dat we op dit ogenblik
qemeentelijk onder handen hebben; een project, waarmee enige tien
tallen miljoenen zijn gemoeid. In de artikelen hierover wordt ook aan
dacht besteed aan de techniek van de rioolwaterzuivering en u kunt
daaruit vernemen, dat straks bij de Greuns gebruik zal worden ge
maakt van dezelfde biochemische reinigingsmethoden, die zich in een
kleine gemeenschap in het open water afspelen, zonder dat dit tot een
onaanvaardbare graad vervuilt. In een stad als Leeuwarden kan dit niet
meer; er wordt hier te veel vuil voortgebracht in verhouding tot het
water, dat voor de natuurlijke reiniging beschikbaar is. Nu moet dit
qecentraliseerd en geconcentreerd gebeuren in een kostbare installatie
weer moeten we een zware tol betalen voor het met zovelen zo dicht
op elkaar wonen.
Die tol kunnen we wel opbrengen en bovendien: we hebben geen
keus tenzij we uit zuinigheidsoverwegingen een steeds verdergaande
vervuiling van het open water prefereren. Daarom biedt het dempen
van de grachten in de stad ook geen uitkomst. Zouden we de oor
streek de Nieuwestad, de Weaze en het Schavernek dichtgooien, dan
waren' we daar wel van de ellende verlost, maar ze zou zich in ver
hevigde mate manifesteren aan de rand en in de omgeving van de
stad. Mèt de stadsgrachten zouden we bijvoorbeeld ook de Nieuwe
Leeuwarder Jachthaven moeten laten verdwijnen.
Daarom is het werk, dat op het ogenblik wordt uitgevoerd aan de
oostkant van de stad, met daarbij de rioleringswerkzaamheden waar
mee men nu bezig is, van zo groot belang. Erkenning van de belang
rijkheid daarvan moet echter ook inhouden het besef, dat onze samen
leving daardoor weer een heel stuk duurder wordt.
Stedenschoon en een schone stad: toch verenigbaar
fa