D^SfolES H O E D E N MAYSER MOORES a STETSON Herenmodes Roosenstefn Onderwijzersvakanties 13 bedreigd. Van tijd tot tijd braken epidemieen uit die duizenden mensen het leven kostten, maar nog veel meer duizenden mensen door een lichte graad van besmetting immuun voor de ziekte maakten. Wanneer de doden waren beqraven dan verdween de ziekte, tot de re serveweerstand onder de mensen was uitge put en de altijd aanwezige besmetting weer om zich heen kon grijpen en massaal slachtoffers maken. Met de pokken heeft dit geduurd tot de koepokinenting werd uitgevonden; een mid del om met een onschuldige vorm van besmet ting de vorming van antistoffen uit te lokken. De zorg en angst over het uitbreken van besmettelijke ziekten kennen we niet meer. Epidemieën komen niet meer voor door de betere hygiëne en de voortreffelijke me dische zorg en voorzorg, die ons nu ten dienste staan. De verschrikking van mas saal om zich heen grijpende besmettelijke ziekten is geweken. Verdwenen is ook de harde, meedogenloze wet, dat het overle ven het voorrecht was van de sterksten. Die sterksten waren toen beter met anti stoffen tegen de ziekten gewapend dan de mens nu. Wij kunnen ons de weelde van de weerloosheid slechts permitteren bij de gratie van de afwezigheid van de vijand. Zou nu een besmettelijke ziekte optreden en met de gebrekkige middelen van vroe ger worden bestreden, dan waren de gevol gen veel ernstiger dan eeuwen geleden. De tuberculose. Deze verhandeling over slootwater en epide mieën mag uitmonden in een beschouwing over de tegenwoordige stand van zaken bij de t.b.c. Deze eens zo gevreesde volksziekte is duidelijk op zijn retour. Sanatoria, die vroeger uitsluitend dienden voor de verpleging van t.b.c.-patiënten, hebben voor een deel deze functie verloren. Denkt u maar aan ons eigen Parkherstellingsoord, dat van een sanatorium voor vrouwen en kinderen is veranderd in een verpleegtehuis. Het is begrijpelijk, dat de vroe gere ongerustheid over t.b.c. sterk is afgeno men. De ziekte komt veel minder voor dan vroeger en de moderne medische behandeling vergroot de genezingskansen, terwijl het ge nezingsproces in veel gevallen kan worden versneld. En toch worden we nog geregeld geconfron teerd met ziektegevallen, voortgekomen uit een moeilijk te achterhalen besmettingsbron. Vaak worden jonge mensen door de t.b.c. getroffen. Zijn dit mensen met veel sociale contacten (onderwijzers, scholieren, winkelpersoneel enz.), dan gaan bij de medici alle rode lichtjes branden en wordt meteen alles in het werk gesteld om de oorzaak en de gevolgen van de besmetting in de omgeving van de zieke op te sporen. De tuberculose blijft een grillige ziekte, die zij altijd is geweest. Men kan besmet zijn zonder zelf ziek te worden; de ziekte kan lang na de besmetting optreden; an deren kunnen worden geïnfecteerd door mensen die ziek zijn zonder het zelf te weten. De tuberkelbacil volgt een grieze lig doolhof van sluipwegen om ons te be lagen en niemand kan voorspellen waar hij zal toeslaan. De t.b.c. komt minder voor dan vroeger en dat heeft het bekende gevolg: veel minder mensen dan vroeger hebben ooit een besmetting door gemaakt, ook zonder ziek te worden. Naast de zieken hadden we vroeger te maken met zeer velen, die door een lichte graad van besmet ting verminderd vatbaar waren geworden. Dat zijn zij, die men medisch „positief" noemt. En „negatief" zijn zij, die nooit met de tuberkel bacil in aanraking zijn gekomen en dus nooit de gelegenheid hebben gehad zich daar strijd baar tegenover te stellen. In de huidige situatie betekent dit, dat oudere mensen doorgaans „positief" zijn (als gevolg van de in hun jonge jaren opgelopen besmetting, die dus geen ziekte tot gevolg hoeft te hebben gehad), ter wijl de jongeren over het algemeen „negatief zijn. Allemaal met elkaar, jong en oud, leven we in dezelfde mensenwereld. De onderwijzer staat voor de klas, de winkeljuffrouw helpt haar klanten, we zitten in de stadsbus, in de schouwburg of de bioscoop naast onbekenden, de samenleving brengt ons bijeen in steeds wisselende formaties, met alle kwade kansen, die daaraan zijn verbonden, vooral bij de t.b.c., waarbij besmetting en ziekworden niet direct aan elkaar verbonden zaken zijn. Daarom blijft een van de meest doeltreffende middelen om deze in medische kringen nog altijd gevreesde ziekte in te dammen het ge regelde onderzoek van heel de bevolking met behulp van het magische, alles doordringende, oog van het röntgenapparaat. Dat gebeurt al jaren in Leeuwarden en de resultaten bewijzen telken male weer, dat dit werk gedaan moet worden in het belang van individu en gemeen schap. Bovendien wordt bij het bevolkingson derzoek niet alleen op t.b.c. gelet, maar ook op andere longafwijkingen en afwijkingen van het hart. Officieel spreekt men dan ook van een „bevolkingsonderzoek op tuberculose en andere ziekten van de borstkasorganen Dit onderzoek is in maart en april in het oosten van de stad gehouden. Wij geven hier de resultaten, te voorschijn gekomen uit de bestudering van 13.295 foto's. Actieve longtuberculose 1 (4 in 1964). Dit zijn gevallen, die in een of andere vorm behandeling behoeven. Tuberculose in observatie 33 (111 in 1964). Hieronder worden verstaan de gevallen, die direct geen behandeling behoeven, maar wel controle nodig maken. Inactieve tuberculose 726 (748 in 1964). Dit is de groep, die geen controle nodig heeft en schijnbaar (blijkbaar) is genezen. Besnier Boeck 4 (6 in 1964). Morbus Besnier Boeck lijkt op tubercu lose, maar is daar niet mee verwant. Longafwijkingen, niet van tuberculeuze aard (CARA, tumoren e.d.) 230 (222 in 1964). Dit zijn de verschillende soorten kankers, stofziekten, astma, luchtpijpverwijdingen e.d. Diversen 867 (779 in 1964). Hieronder vallen andere, niet specifieke longafwijkingen, hart- en vaatafwijkingen, anomalieën enz. Dit zijn de resultaten. Een andere belangrijke vraag is of dit bevolkingsonderzoek de hele bevolking van het oosten van Leeuwarden heeft omvat. Het totale aantal oproepen was 26.930. Daarvan vielen 12.005 af, omdat zij al onder controle staan of wegens ziekte, invali diteit of uitstedigheid. Zo mocht worden ver wacht, dat 14.925 gebruik zouden maken van deze gelegenheid om zich te laten onderzoe ken. Het waren er, zoals hierboven vermeld, 13.295. Dat scheelt 10,9 procent. De wegblijvers worden ondergebracht in twee groepen: wegens onwil 290, onbekende redenen 1340. Van 1630 mensen is dus alleen bekend, dat ze niet de moeite hebben willen nemen aan het bevolkingsonderzoek deel te nemen en daar voor een motief te geven. Er zullen er zijn, die uit onverschilligheid zijn weggebleven. Maar het is ook mogelijk, dat een groot deel absent is gebleven in de behaaglijke, maar misschien bedrieglijke veronderstelling, dat hun toch niets mankeert. Tuberculose komt immers maar weinig meer voor, je hoort daar niet meer zo veel over praten als vroeger. Dat het gevaar blijft dreigen mag hierboven zijn aan getoond. Dat men niet alleen het risico voor zichzelf, maar ook voor zijn omgeving aan vaardt door verstek te laten gaan, moet toch wel een zwaarwegend motief zijn om aan dit onderzoek deel te nemen. Dat geldt voor de rest van de stad, die nu aan de beurt is, dat geldt ook voor de niet verschenen bewoners van het oostelijke stadsdeel, die nog een tweede oproep zullen ontvangen. llw nieuwe liet» «1 bromfiets staat voor U klaar! Uitsluitend de beste merken Beste service Enorme keuze U is hartelijk welkom bij Gazelle Honda Solex R.A.P. N. Y V- Puch Typhoon en andere voorstreek 65-67 - Tel 24596 fabrikaten Beijerstraat 5, Leeuwarden Aangaande Uw artikel in ons blad L. G. van augustus '67, betreffende o.a. onderwijzersva- kanties, zij het mij vergund, hierop enige kanttekeningen te plaatsen. Het door U genoemde ingezonden stuk in de Leeuwarder Courant „uitverkorenen" is door mij doorgegeven. Reacties en bestrijdingen van de door mij geciteerde gegevens en becijferin gen zijn hierop en hierna niet gekomen, rede nen voor mij aan te nemen, dat mijn ziens wijze niet onjuist was. Gedeeltelijke reactie en andere zienswijze komt nu van U: „Dat wordt dan op een laakbare wijze enz. Dat „laakbare" heb ik niet genoemd. Ik heb ge schreven: „hij (zij) laat dat over aan de ouders", enz. Natuurlijk heeft iedereen recht op vacantie, maar volgens mij, en ook volgens U, zijn de verschillende termijnen aanvecht baar. In heb enige voorbeelden aangehaald, U hebt die aangevuld met o.a. buschauffeurs. Zeer terecht! Zelf heb ik in mijn ambtelijke loop baan van 45 jaren, met zeer zware dagen, nooit meer dan 2, later 3 weken, vacantie per jaar genoten. Mijn bedoeling was dan ook aan te tonen, dat voor de ene groep de vacanties per jaar veel te groot zijn, en voor de andere groep van werknemers de jaarvacantie te ge ring is. Ook de onnoemelijk hoge bedragen (enige miljarden) die nu weer gevraagd wor den door het ministerie van onderwijs enz., kunnen misschien door correcte efficiency ver laagd worden. Het verschil in jaarlijkse werk uren, zoals door mij berekend, van 900 en 1960 is té groot. Daar kan, mede ten gunste van de ouders, iets aan veranderd worden. September 1967. J- WIERSMA. Wij herhalen: de duur van de vacanties van het onderwijzend personeel wordt bepaald door de eisen, die door het onderwijs worden ge steld. Voor de onderwijzers is het natuurlijk erg prettig op dit punt met hun leerlingen ge lijkgesteld te worden, maar dat moeten we maar accepteren, zonder jalouzie, als het even kan. Dat neemt natuurlijk niet weg, dat wij meer sympathie hebben voor de onderwijzer, die een deel van zijn (ruime) vrije tijd maat schappelijk dienstbaar maakt, dan hij, die alleen maar tijdens de schooluren weet, dat er kinderen bestaan. Red. L.G.

Historisch Centrum Leeuwarden

Leeuwarder Gemeenschap | 1967 | | pagina 13