9 Zelfs over een kleine periode kan men dit ouder worden van de mensen in cijfers uitge drukt vinden. In heel Nederland bestond in 1947 7,1 procent van de bevolking uit bejaarden van 65 jaar en ouder en in 1966 was dit per centage al tot 9,7 gestegen. De Leeuwarder cijfers steken hier nogal merkwaardig bij af. In 1947 hadden we in Leeuwarden 8,9 procent bejaarden en in 1966 12,2 procent. De plaatse lijke cijfers liggen dus hoger dan de landelijke en dit schijnt tot de conclusie te leiden, dat het hier zeer gezond (en dus lang) leven is. Er zit evenwel iets anders en minder plezierigs ach ter dit verschil. Het komt namelijk voort uit de „vergrijzing" van onze stadsbevolking door het wegtrekken van de jongeren. Daardoor wordt, bij een gelijkblijvend aantal bejaarden, het percentage bejaarden uiteraard groter. We komen hiermee terecht op het terrein van onze economische problematiek: op het vertrekover- schot als gevolg van onvoldoende goede werk gelegenheid. We laten dit alles hier verder rusten, "omdat we onze aandacht op de bejaar den willen blijven richten. Wanneer we uitsluitend te maken zouden heb ben met een toeneming van het aantal bejaar den, dan zouden we alleen al hierdoor een ver andering in het beeld van onze samenleving zien optreden. Bejaarden immers behoren niet meer tot het produktieve deel van de bevolking en velen van hen hebben hulp en verzorging nodig, die door de gemeenschap of door parti- kulieren (de kinderen bijvoorbeeld) moeten worden geboden. Maar de bejaarden hebben inmiddels ook an dere eisen aan het leven leren stellen dan ze vroeger deden. De a.o.w. en de voor zeer velen geldende pensioenbepalingen hebben een groot deel van de ouderen een grote graad van mate riële zelfstandigheid verschaft. Vader of moe der hoeven, oud geworden, niet meer bij de kinderen in te trekken om daar met pijp en breikous hun levensavond te slijten. Dat klinkt wat cru en wekt misschien de indruk, dat we voorbijzien aan de grote liefde en offervaardig heid die door veel kinderen jegens hun ouders is en wordt betracht, maar het samenbrengen van verschillende generaties onder één dak schept vaak gespannen verhoudingen, die al leen met een sterk aanpassingsvermogen te verdragen zijn. Dat geldt in deze tijd misschien meer dan vroeger. De bejaarden van nu heb ben voor de oorlog in het volle leven gestaan en dat was een tijd, die naar het levenspatroon veel verder van ons is verwijderd dan de der tig jaren, die de afstand naar de jaartelling aangeven. Het waren de crisisjaren met hun werkloosheid en armoede, het was een tijd, waarin het materiële, maar ook het geestelijke leven een heel andere inhoud had dan na de oorlog het geval zou worden. Het is de afstand tussen de A.J.C.-ers en de hippies, tussen A. M. de Jong en Jan Wolkers, tussen Marek Weber en de Beatles. We hadden over al die veranderingen eigenlijk best een eeuw kunnen doen Een samenvoeging van deze twee werelden, verpersoonlijkt in de ouders en hun tot vol wassenheid gekomen kinderen, is gauw te veel voor de beperkte ruimte van een flatje. En waar het ,,oud en arm" goeddeels is uitgeban nen (de klacht van de mannen van „Het Klokje" niet te na gesproken is de neiging om zelfstandig te blijven wonen bij de bejaarden van nu veel groter dan bij de „ouden van dagen" van vroeger. Dit alles brengt mee, dat oudere mensen tegen woordig veel langer zelfstandig blijven wonen dan vroeger het geval was. Daaruit komt een stuk van onze naoorlogse woningnood voort en hieraan moet nog worden toegevoegd, dat tal van oude mensen met z'n tweeën, of alleen, blijven wonen in het huis, waarin de kinderen zijn opgegroeid en dat na het vertrek van de kinderen eigenlijk te groot is geworden. Een huis ook, dat te zware eisen stelt aan de be jaarde huisvrouw; een huis meestal, dat ver stoken is van de moderne vormen van woon- gerief, terwijl deze juist op latere leeftijd zo belangrijk zijn. Een kleine flat met centrale verwarming, in een gebouw met een lift, dat is voor velen het ideaal. Maar waar is dat ideaal te verwezenlijken en dan bovendien nog tegen een aanvaardbare huurprijs? De moge lijkheden zijn te beperkt om langs deze weg een groot aantal bejaarden op een hun gassen de manier te huisvesten, zeker wanneer het gaat om mensen met een beperkt inkomen. Het gaat hierbij overigens niet alleen om specifieke bejaardenwoningen; we kunnen ook denken (om een voorbeeld te noemen) aan de drie flatgebouwen langs de Groningerstraatweg, die goede woonmogelijkheden bieden zowel aan jonge ongehuwden als aan bejaarde echt paren. Een stap verder en we komen terecht bij de serviceflats of verzorgingsflats, zoals we ze vroeger noemden. Dat zijn Nijlanstate, Aldlan- state en Westeind aan het Europaplein. De ge bouwen bevatten afzonderlijke flatwoningen, maar allerlei vormen van dienstbetoon worden centraal geregeld, zoals het verzorgen van de warme maaltijden en het schoonmaken van de woningen. De gebouwen zijn niet uitsluitend voor bejaarden bestemd, maar men kan ze toch wel als een soort pseudo-bejaardentehuizen be schouwen. Dat blijkt uit de gemiddelde leef tijden der bewoners: Nijlanstate 7? jaar en 3 maanden, Westeind 72 jaar en 7 maanden, Ald- lanstate 75 jaar en 4 maanden (cijfers per 1 augustus 1967). Weer een stap verder en we komen terecht bij de verzorgingstehuizen misschien bent u nog zo ouderwets, dat u van bejaardentehuizen spreekt, maar officieel mag dat niet meer. We hebben er acht in Leeuwarden en daarvan is Greunshiem het nieuwste. Hier vinden we uit sluitend bejaarden en dat weerspiegelt zich ook in de gemiddelde leeftijd der bewoners, die omstreeks 80 jaar is (Greunshiem staat on deraan met 78 jaar, Sonnenborgh bovenaan met 82 jaar en 11 maanden, alweer naar de gege vens van 1 augustus 1967). Gaan we dan nog een stap verder (en dit is meteen de laatste stap), dan komen we terecht bij de verpleeginrichtingen, waar zieke be jaarden worden verzorgd. Slechts een deel van deze gevallen kan in Leeuwarden worden op gevangen, anderen worden buiten de stad ver pleegd, waarbij ook kan worden gedacht aan psychiatrische inrichtingen. In Leeuwarden hebben we op dit gebied het Parkherstellings oord en verder doet het Hervormd Rusthuis in de Grote Kerkstraat in belangrijke mate als zodanig dienst. Ook het Gereformeerd Rusthuis en Greunshiem hebben verpleegafdelingen. We kunnen nu een indeling van de bejaarden maken naar de wijze van wonen en maken daarbij gebruik van de cijfers, die in een rap port van de dienst van Sociale Zaken over dit onderwerp zijn vermeld. Per 1 augustus 1967 telde Leeuwarden 10.588 inwoners van 65 jaar en ouder (van wie 3.826 van 75 jaar en ouder). Van hen waren, in of buiten de stad, 1950 (18,4 °/o) in bejaardenoorden opgenomen. Van deze groep kan de volgende specificatie wor den gegeven: serviceflats 496, verzorgingstehuizen 903, be jaardenwoningen en gasthuizen 153, particu liere pensions 63, verpleeginrichtingen 90, ver pleegafdelingen van verzorgingstehuizen 117, psychiatrische inrichtingen 128. Deze cijfers plaatsen Leeuwarden niet in een ongunstige positie ten opzichte van de rest van het land. We kunnen ons daarover verheugen, maar moeten ons er tegelijk van bewust zijn, dat dit een zaak is, waarbij „buurmans leed troost". We zijn er immers zonder meer van overtuigd, dat het hele complex van bejaarden voorzieningen niet aan de eisen voldoet. Tal vaa mensen brengen het niet verder dan een plaats op lange wachtlijsten, zonder veel uit zicht op plaatsing in een tehuis. Er zijn dus duidelijk tekorten. Nu zou men denken, dat het een eenvoudig rekensommetje is om dit tekort te bepalen. Het zou immers gelijk moeten zijn aan de som van alle wachtlijsten. Hier evenwel schuilt een adder onder het gras. Tal van bejaarden die nog zonder moeite hun VERZORGING: Een pedicure aan het werk in het Dienstencentrum in de Willem Spren- gerstraat. Voetverzorging is zeer belangrijk, omdat zelfstandigheid in grote mate be tekent: op de been blijven.

Historisch Centrum Leeuwarden

Leeuwarder Gemeenschap | 1968 | | pagina 9