lie dure trein
Appels voor de hele school
De Nederlandse Spoorwegen zijn druk
aan het vernieuwen. Er is een nieuw
embleem ingevoerd, dat niemand iets
zegt en dat derhalve ook voor een siga
renfabriek of voor een aannemersbedrijf
dienst zou kunnen doen. De treinen krijgen ook een andere kleur, terwijl men voorts
zoekt naar een vervanging van typische spoorwegwoorden als „rijtuig", stationne-
ment", „wachtkamer", „coupé", „lokettiste" en „machinist".
Het mag allemaal best van ons. Wanneer we straks in iets anders komen te zitten
dan de coupé van een rijtuig, dan zullen we daar graag genoegen mee nemen, zelfs wan
neer daardoor aan het reiscomfort niets verandert. Een andere vraag is, of deze
verjonging der benamingen iets kan bijdragen tot de oplossing van de problemen,
waarmee de Nederlandse Spoorwegen de laatste jaren in toenemende mate te kam
pen hebben.
Het belangrijkste voor ons als reizigers is niet
hoe de juffrouw achter het loket wordt ge
noemd, maar welke geldsbedragen we haar ter
hand moeten stellen om een plaatsbewijs te ont
vangen. Die bedragen zijn de laatste jaren als
maar hoger geworden. Ze zijn zo hoog gewor
den, dat een gezin van enige omvang praktisch
niet meer aan reizen per trein kan denken.
Zo n gezin kan beter denken aan het aanschaf
fen van een autootje, desnoods een zeer oud
en dus zeer goedkoop autootje.
Dat is niet alleen spijtig voor de N.S., maar
het is zeer onaangenaam voor ons allemaal. De
spoorwegen zouden eigenlijk uitkomst moeten
bieden aan degenen, die niet een fatsoenlijke
auto kunnen bekostigen of op de lange afstan
den het gemak van de trein verkiezen boven
het ongemak van het autorijden op onze over
drukke wegen.
Nu werken de spoorwegen met grote en nog
steeds oplopende tekorten, zoals men weet.
Daar wordt veel aan gedaan. Het bedrijf wordt
ook wat zijn organisatie betreft „gestroom
lijnd" en dit betekent, dat het personeel sterk
kan worden ingekrompen. Dat is een accepta
bel middel om tot een gezondere bedrijfsvoe
ring te komen, zo lang het publiek daar niet
de nadelige invloeden van ondervindt. Een an
der middel om tot betere bedrijfsresultaten te
komen is het opvoeren van de tarieven. Na
tuurlijk: indien elke passagier meer betaalt,
dan komt er meer geld in het laatje. Het ver
velende is evenwel, dat deze eenvoudige re
kensom slechts opgaat, indien het aantal passa
giers gelijk blijft. En dat is natuurlijk niet het
geval.
De spoorwegen kunnen dat allemaal niet hel
pen, zo lang dit bedrijf in principe geacht wordt
financieel zijn eigen boontjes te doppen. Dan
zijn er maar twee mogelijkheden: rendabel zijn
(of opnieuw rendabel worden) of verdwijnen.
Het vervelende is, dat noch het een noch het
ander denkbaar is. De spoorwegen hebben
vroeger het monopolie gehad van het vervoer
op de middelgrote en de grote afstanden. De
spoorwegen hebben nu een aanvullende func
tie het verloren terrein kan niet meer wor
den herwonnen. Maar de spoorwegen hebben
nog altijd een onmisbare functie voor al de
genen, die niet over eigen vervoer beschikken,
omdat ze daar geen geld voor hebben of om
dat ze daar, om begrijpelijke en respectabele
redenen, n-iet voor voelen. De spoorwegen zijn
niet een bedrijf waarvan het bestaansrecht
afhankelijk is van de financiële resultaten. Ze
behoren tot de openbare voorzieningen, die in
stand moeten worden gehouden, ongeacht de
vraag of er geld bij moet of niet.
Maar als er dan geld bij moet, dan moeten
deze spoorwegen ook beantwoorden aan hun
taak in het algemeen belang. Dat is: zoveel
mogelijk mensen meenemen. Dat kan alleen
tegen redelijke tarieven; redelijk niet uit over
wegingen van de eigen bedrijfseconomie, maar
in vergelijking tot het bedrag dat men aan de
belangrijkste uitwijkmogelijkheid, de auto, moet
besteden. Nu drijven de spoorwegen tal van
mensen in oude rommel de overdrukke, gevaar
lijke wegen op, waar ze een gevaar apart vor
men: „We moeten wel, de trein is niet meer
te betalen."
Het lijkt ons een illusie te menen, dat de N.S.
ooit weer een renderend bedrijf zal worden.
Er moet geld bij, net zoals er geld bij de ste
delijke vervoersbedrijven moet. Dat laatste
wordt gewoon geaccepteerd, bij de spoorwegen
„stimurailt" men krampachtig naar een nieuw
en illusoir evenwicht tussen kosten en baten,
al zullen allerlei saneringsmaatregelen wel
enig effect sorteren.
Als we de verliezen van de N.S. nu eens ge
woon gingen zien als onvermijdelijke kosten,
waarmee we allemaal te maken hebben? Dan
zouden de N.S. kunnen proberen hun treinen
zo veel mogelijk aan het publiek dienstbaar te
maken. Een' half bezette trein tegen het hui
dige tarief levert net zoveel op als een vol
bezette trein tegen het halve tarief. De winst
zou gelegen zijn in het feit, dat meer mensen
met de trein zouden kunnen reizen en dat de
druk op de autowegen zou afnemen. De bij te
passen tekorten zouden per reiziger dalen en
indien dit tekort nog iets zou oplopen, dan was
dit een ramp van minder omvang dan die
welke zich dagelijks op onze wegen voltrekt.
Deze beschouwing lijkt weinig te passen in de
Leeuwarder Gemeenschap, maar we achten het
toch gerechtvaardigd hier over dit onderwerp
te schrijven. Juist een stad en een provincie
als de onze hebben groot belang bij goede en
betaalbare verbindingen met de rest van het
land, waar zovelen hun persoonlijke en zake
lijke relaties hebben.
Maandblad, onder auspiciën van de
stichting „Leeuwarder Gemeenschap"
17e jaargang no. 4 april 1968
Redactiecommissie:
Mevr. A. J. Bearda Bakker-Stuiveling
H. Kingmans
Pastoor H. W. Dijkman O.P.
J. T. Vellenga
Redacteur: W. H. Kuipers, telef. 28203
Adres administratie:
Voorstreek 101-103, tel. 22046 en 22047
Redactie:
Stadhuis Leeuwarden, tel. 21141
Abonnementsprijs ƒ3,00 per jaar
Gironummer 809910 ten name
N.V. Erven Koumans Smeding,
Leeuwarden
(Bij de foto op de voorpagina)
Op 9 april verscheen een met appels ge
laden vrachtauto voor de Willem de Zwij-
gerschool aan de J. H. Knoopstraat. Leer
linge Lisette Leurink mocht, mede na
mens de andere kinderen van deze school,
de lading appels in ontvangst nemen als
prijs van een opstelwedstrijd van het
„Ivoren Kruis", onderdeel van de Neder
landse Vereniging van Mond- en Tand-
hygiëne. Er waren uit heel het land 2500
opstellen binnengekomen en de jury
mocht daarvan veertig uitzoeken voor de
prijzen: gratis appels eten voor de hele
school, een week lang. Lisette geeft hier,
voor de klas, het goede voorbeeld.