LUILEKKERLAND
Technisch Bureau
Gebrs. van Eyck van Heslinqa gasverwarming
Oorsprong van
is moeilijk te ontdekken
Waarschijnlijk van oudsher diakoniekamers
Uw adres voor: centrale verwarming
electro-technische installaties
warm- en koudwater-installaties
oliestookinstallaties
aircondition
Tweebaksmarkt 43 Leeuwarden liften
Telefoon 05100 - 24419 - 27323 koelinstallaties
Sinds 1907 het adres voor al Uw technische installaties
6
Een bekend sprookje vertelt dat het voor een goede eter niet zo moeilijk
is het heerlijke oord „Luilekkerland"' te bereiken. Het enige wat hij
behoeft te doen is het vererberen van de rijstebrijberg, die Luilekkerland
scheidt van de rest van de wereld. De mensen die in het verleden in het
Leeuwarder Luilekkerland terecht kwamen, waren beslist geen goede
eters. De mogelijkheid een goede maaltijd te consumeren ontbrak hun
juist. Ze behoorden tot de armsten van de stad. Van de diakonie kregen
ze, naast de gratis woning, ook nog een alimentatie.
De vroegste geschiedenis van Luilekkerland
ligt grotendeels verborgen in boeken, die in
de loop van de jaren verdwenen zijn en het
diakoniearchief, dat misschien op verschil
lende vragen antwoord zou kunnen geven, is
praktisch niet toegankelijk. Hierdoor is niet
precies uit te zoeken in welk jaar de huisjes
zijn gebouwd. Over de grond waarop ze
liggen is wel iets meer te zeggen.
Omstreeks 1245 werd door monniken van de
dominicaner orde een klooster gesticht in het
noorden van de stad, vlakbij de kerk van
Nijehove. Over de eerste geschiedenis van het
klooster is weinig bekend. Vermoedelijk
besloeg het kloosterterrein een gebied, be
grensd door, wat nu is, Nieuweburen,
Schoen makersperk, Jakobijnerkerkhof en
Monnikemuurstraat. In het jaar 1392 werd bij
een overval van de Schieringers op de stad,
de woonplaats van de monniken grotendeels
vernield. In het begin van de 15e eeuw werd
begonnen met de herbouw van het klooster.
Door geldelijke steun van de adel en hertog
Albrecht van Beyeren slaagde men er in, er
iets moois van te maken. In het boek
„Oudheden en gestichten van Vriesland"
schrijft Van Huessen „dat het klooster door
de ijver der stedelingen zo groot en prachtig
gemaakt en met zodanige inkomsten voorzien
is, dat er de naburige volken verwonderd
over stonden".
Ten westen van de kloostergebouwen lag een
grote appelhof met moestuin. De Appelhof
besloeg een stuk grond, dat begrensd werd
door de noordelijke stadsgracht (de tegen
woordige Nieuweburen), het Schoenmakers-
perk, een gracht ten zuiden van de kerk van
Nijehove en de Bredeplaats. In de noordooost-
hoek van dit terrein moeten we de plaats
zoeken, waar in latere jaren Luilekkerland
gebouwd werd.
In de 15e eeuw stonden in de Appelhof echter
maar twee gebouwen. Aan de noordzijde de
„Stadspestkamer" en in het midden van de
hof „des Convents Gasthuys", het ziekenhuis
van de kloosterlingen, dat waarschijnlijk niet
zonder opzet een stuk buiten het eigenlijke
kloostercomplex gebouwd is.
In de tweede helft van de 16e eeuw won de
reformatie veld in Nederland. In 1580 namen
de mensen van de hervorming in Leeuwarden
definitief het roer in handen. Dat hield o.a. in,
dat het stadsbestuur de vier Leeuwarder
kloosters met bijbehorende grond en inkom
sten onder zijn beheer nam. De kloosterge
bouwen met bij behoren werden daarop ver
deeld in: „binnengoederen" en „buitengoede
ren".
Met toestemming van de hertog van Anjou
werden in 1583 de buitengoederen verdeeld
onder: het St. Anthonij Gasthuis, het Wees
huis en de „Voorstanders der Armen". De
binnengoederen bleven in bezit van de stad
en werden vanaf 1583 beheerd door de
„rentmeester van de geestlijke goederen". Tot
de goederen, die onder het beheer van deze
rentmeester kwamen, behoorde ook de Appel
hof van het Jakobijnerklooster.
In de jaren na 1583 is de Appelhof langza
merhand bebouwd. Hoe die bebouwing pre
cies tot stand is gekomen, is niet te zeggen,
omdat de Geestlijke Rekeningen, waarin de
rentmeester elk jaar verantwoording van zijn
beheer aflegde aan het stadsbestuur, juist van
die belangrijke jaren ontbreken. We weten
toevallig nog wel dat in 1652 in de Appelhof,
die toen allang geen appelhof meer was, het
Boshuizen Gasthuis werd gesticht.
Diakoniekamers
Over het bouwjaar van Luilekkerland is
echter niets te vinden. De eerste aanwijzing
voor het bestaan van Luilekkerland staat
waarschijnlijk in de reëelcohieren, die aan
wezig zijn op het rijksarchief van de provin
cie Friesland. De reëelcohieren betreffen een
belasting, die geheven wierd op de huurwaar
de van huizen.
In het eerste reëelcohier van Leeuwarden,
van 1716, komt in het Oost Minnemaespeï
onder de straatnaam „Breede plaets" een post
voor van „14 Diaconiekamers", Deze post is
in de volgende cohieren steeds terug te
vinden, soms met de toevoeging: „worden
door gealimenteerden pro deo bewoond en
zijn voor 1780 geacquineerd (is: belasting
k wij tgescholden
Hoewel niet met zekerheid te zeggen, is het
zeer waarschijnlijk, dat met deze „14 Diaconie
kamers" de woningen bedoeld worden, die nu
Luilekkerland genoemd worden. De conclusie
moet dan zijn, dat Luilekkerland in ieder
geval vóór 1716 door de diakenen van de
hervormde kerk is gesticht. De bouwtrant van
de woningen wijst ook in de richting van plm.
1700. Wel dient opgemerkt te worden, dat de
naam Luilekkerland nog helemaal niet voor
komt.
De gespaard gebleven Geestlijke Rekeningen
duiden ook op het bestaan van Luilekkerland.
De Geestlijke Rekening over het jaar 1738
vermeldt onder de kop: „Ontvang van
Grond off steedepagten dit Convent van
Jacobinen mede competerende" het volgende:
Voorts de Diaconen der Ne
derduitse gemeente, schuldig zijnde uit
eenige woningen, de welke bij haar
gealimenteerde armen worden gebruikt,
de som van 8 gulden, 18 stuivers en 2
penningen jaarlijks, niet komen te beta
len".
Hieruit blijkt dat de diakenen hebben nagela
ten, de rentmeester van de Geestlijke Goede
ren het bedrag te betalen, dat ze voor gebruik
van de grond verschuldigd waren.
Het Quotisatiecohier.
Omdat in 1748 de toestand van de schatkist
van het gewest Friesland zich zeer bedenke
lijk liet aanzien, besloot men tot het invoeren
van de quotisatie of omslag naar de gegoed
heid van de burgers. In de praktijk bleek dit
systeem toen niet te functioneren. Het is dan
ook alleen toegepast in het jaar 1749. Van dit
jaar zijn de cohieren bewaard gebleven en
het is in het cohier van Leeuwarden, dat voor
die eerste maal de naam „Luyleckerlandt"
voorkomt. De naam heeft hier betrekking op
het steegje, waaraan een deel van de
woningen gelegen is.
Aangezien de quotisatie een belasting was,
geheven naar de gegoedheid, was er in
„Luyleckerlandt" weinig te halen. Bij de