11 tt.uato „Dat sy soo met een bequame suydelijcke wint vant Hooft van de Moerdijk sijn aftgevaren, dogh komende omtrent de wal van 't voornoemde Strijense Zas, een buy is opgestaen en de wint naer het Noordwesten geschoten; dat hij alsdoen moetende wenden, de seijlen niet hebben willen overgaan en bij disoccasie een hooge wint in de seijlen gevallen is waar de schuyt water schepte en soodanich vervulde, dat sij geheel en al over zij viel, dat de seijlen op het water lagen, (sijnde sijne Hoogchheijt met gemelde Heeren, die bij hem zaten, uyt de koets getreden), dogh alle in 't water geraeckt ende meergemelde sijne Hoochheijt met noch een van de voornoemde Heeren veronge- luckt, zonder pertinent te kunnen zeggen, hoe sijne Hoogheijt uyt de schuyt en weg is geraeckt, mits het zoo schielijck toeginck, dat men nauwlyx tien soude hebben kunnen tellen, allen 't welke hij comparant met solemneelen eede beves- ticht: Zoo waerlijck moest hem Godt almachtich helpen." Tien dagen later werd het lijk uit het water gevist en vanuit Dordrecht naar Leeuwarden vervoerd. De ontsteltenis was groot en iedereen leefde mee met de jonge weduwe, die alleen in Leeuwarden achterbleef. De vijftienjarige Annius Abrahami bracht zijn droefheid onder woorden in: Hertroerende ontsteltenis over het rampspoedig verongelukken van de Doorluchtige Prince JOHAN WILLEM FRISO Prince van Oranje en Nassau erfstadhou der van Friesland etc etc etc Seer ongelukkig in't overvaaren van de Moerdijk, bij het Strijense Sas in 't Waater Verongelukt, op den 14 van Hooimaand 1711 Heeft niet de felle Dood Vorst Friso met sijn schicht, seer jammer lijk verslonden In 't bloejen van sijn lent, wanneer hij looten schoot? O! Dood! o felle Dood, wat onheil gaat gy brouwen Dat gij niet sijt vernoegd, in't dooden van 't gemeen Hoe durft gij bitse Dood? uw sulk een stuk betrouwen Te vellen eenen Vorst, wiens moed en Eedelheden Haar straalen lieten sien, de daan ter ster ren klincken En dreunden langs de lucht, jaa vlien rond om het al Men sag waar dat men kwam, Vorst Fri- soos daaden blincken, Men sag sijn naam geeerd, jaa proncken aan de Wal. Ween! Ween dan Friesland ween, ween trouwe ondersaaten Van dit Doorluchtig Hoff, gij steedelingen treurt Nu gij, o Burgerij, moet uwen Suil verlaten En nimmermeer meucht sien, hem van de dood verscheurd Op 25 februari werd het gebalsemde lichaam van Prins Johan Willem Friso van Oranje Nassau met veel pracht en praal bijgezet in de sepulture in de Grote Kerk in Leeuwar den. Ter herinnering aan het noodlottige ongeval bij de Moerdijk is bij de restauratie van het koor van de Grote Kerk een raam geplaatst dat bedoeld is als een herinnering aan de droeve gebeurtenis. Zeven weken na de dood van Johan Willem Friso werd er in Leeuwarden een prinsje geboren. Het werd gedoopt onder de naam Willem Karei Hendrik Friso. Als Willem IV zou hij stadhouder van de Zeven Verenigde Nederlanden zijn. H. TEN HOEVE

Historisch Centrum Leeuwarden

Leeuwarder Gemeenschap | 1968 | | pagina 11