Francois HaverSchmidt verloor de strijd met zijn worgengel 8 Als ik een bidder zie lopen Dan slaat mij 't hart zoo blij Dan denk ik, hoe hij ook weldra Uit bidden zal gaan voor mij. In de catalogus van de stedelijke bibliotheek van Leeuwarden staat onder het hoofd „Wer ken van personen, die te Leeuwarden geboren zijn, of daar gewoond hebben" ook een hele serie titels van dichtwerken. De namen van de meeste „dichters" zeggen ons niet veel. Een enkele springt er uit. Zo ook de naam van Francois HaverSchmidt. Onder het pseudoniem Piet Paaltjens zou hij zich een blijvende plaats in de Nederlandse letterkunde verwerven. Francois HaverSchmidt werd op 14 februari 1835 in Leeuwarden geboren. Door raadpleging van de volkstellingen van 1829 en 1839, die op het Leeuwarder stadsarchief bewaard worden, is zijn geboortehuis met zekerheid aan te wijzen. Uit de volkstelling van 1829 blijkt dat in wijk A aan de „Voorstraat" Voorstreek) no. 69 het huisgezin woonde van Nicolaas Theodorius Ha verSchmidt, geboren te Leeuwarden en van be roep apotheker. Vrouw des huizes was Geesje Bekius. Er waren twee kinderen, Johannes Her- manus en Maria Magdalena Margaretha Corne lia. Verder woonden er in het huis nog een apotheker, een apothekersleerling en twee meiden. Uit de volkstelling die tien jaar later gehou den werd, blijkt dat de familie HaverSchmidt nog steeds bewoner was van hetzelfde pand. Toch zijn er een aantal verschillen met de vo rige telling. HaverSchmidt heet nu apotheker en wijnhandelaar. Verder is het gezin uitgebreid met vier kinderen, te weten Francois, Feddo Jan, Gaatske Adriana en Sytske. Over het geboortehuis nog het volgende. De nummering van de huizen in Leeuwarden heeft in latere jaren wijzigingen ondergaan. Uit het wijkboek van Leeuwarden wordt duidelijk, dat pand „Voorstraat" no. 69 nu Voorstreek no. 80 is. Voorstreek 80 ligt vlak tegenover de Nieu- weburen en wordt momenteel gebruikt door de firma Keyzer, die er een manufacturenwinkel heeft. De oorsprong van de familie HaverSchmidt ligt in het verre Pommeren. Daar werd in de eerste helft van de 18e eeuw Jan Haver geboren. Jan Haver vestigde zich in Amsterdam. Ging in „Staatschen zeedienst" en werd op een van zijn reizen gevangen genomen door de Algerijnen, om vervolgens zestien jaar in slavernij door te brengen. In Nederland stierf ondertussen zijn vrouw Jacomina Clara Cornet. De zoon Johan nes Hermanus werd toen door F. J. Schmidt, een oom van moederszijde, in huis genomen. Uit dankbaarheid zou Johannes Hermanus later zijn naam wijzigen in HaverSchmidt. Vandaar ook de hoofdletter S in het midden van de naam. Johannes Hermanus werd opgeleid tot apothe ker. Naar aanleiding van een advertentie be sloot hij in 1799 te solliciteren naar de baan van provicor (beheerder) van een apotheek in Leeuwarden. Hij werd aangenomen. Een jaar later, in 1800, trouwde hij met zijn bazin Maria Magdalena Gravius. Samen kochten ze in 1808 het eerder genoemde huis aan de „Voorstraat". In het Groot Consentboek van 1808 op het Leeuwarder stadsarchief is de koopbrief be waard gebleven. Hendricus Rooswinkel en Elisabeth Ydama. Echtelieden wonende binnen Leeuwarden, bekennen bij deeze publiek bij strijk- en verhooggeld verkogt te hebben aan den Heer Hermanus HaverSchmidt en Maria Magdalena Gravius Echtelieden binnen Leeuwarden(volgt beschrijving van het huis tussen Amelands- en Dubbele pijp) voor de summa van zeeven duizend Een honderd en zeeven carolus guldens en vijftien stuivers, ieder gulden gerekend tegen twintig stuivers. Nicolaas Theodorius volgde zijn vader in de zaak op. Hij huwde met Geeske Bekius, afkom stig uit een domineesfamilie. Over een van haar voorvaders zou H. G. Cannegieter later het boek schrijven „Francois Bekius, de duiveldominee uit de Dokkumer Wouden." Nicolaas en Geeske kregen zeven kinderen. Over Francois, de op een na jongste, zal het hier gaan. Francois HaverSchmidt heeft in Leeuwarden een bijzonder gelukkige jeugd gehad. Mr. A. Bloembergen zou in 1894 in een herdenkings toespraak voor het Friesch Genoodschap zeg gen: De zon der huiselijke liefde heeft zijn jeugd in zo ruime mate beschenen, dat de her innering daaraan ook op rijpere leeftijd, ook wanneer donkere schaduwen zijn ge moed verontrustten nimmer haar weldadige tenenenmale heeft verloren. In de novelle „Mijn ouderlijk huis" zal F. H. zelf later van deze gelukkige tijd getuigen. Zijn ouders droeg hij op handen. De bundel schetsen „Familie en Kennissen" werd aan hen opgedragen. In de opdracht zegt hij o.a.: Ik hoop namelijk dat ik hier en daar de indruk geef van een recht gelukkige jeugd te hebben gehad. En als er iets waar is, dan is dat het. Wegens zijn zwakke gezondheid ging Francois in zijn jeugd dikwijls uit logeren naar zijn grootouders. Grootvader Francois Bekius (niet te verwarren met de duiveldominee) was pre dikant in Dantumawoude. Waarschijnlijk heeft Francois tijdens een van zijn logeerpartijen be sloten dat hij, evenals zijn grootvader, predi kant wilde worden. Herinneringen aan de heerlijke logeerpartijen op de pastorie heeft F. H. verwerkt in de no velle „De pastorie van mijn grootvader". Een korte typering van pastorie en omgeving spreekt voor zichzelf: Adam en Eva hebben in geen weelderiger lustoord hun onschuld genoten en.... ver loren, dan waarin ik de augustusmaanden van mijn vierde tot mijn achtste jaar door bracht. In Leeuwarden bezocht F. H. de Stads-burger- school voor jongens. Hoofd van de school was meester Boschloo. De school was in 1834 ge bouwd in de Zal, achter de Westerkerk. Het gebouw ligt nu aan de Sint Anthonijstraat en is thans nog in gebruik als gymnastiekzaal. Op de Stads-burgerschool was de, later beroemd geworden, schilder Alma Tadema een van HaverSchmidts klasgenoten. In september 1846 maakte Francois de stap naar het gymnasium, toen nog ondergebracht in de gebouwen van de Latijnse school op de hoek van Bollemanssteeg en Bagijnestraat. Met het leren had de jonge HaverSchmidt niet veel moeite. Er bleef genoeg tijd voor andere zaken over. Francois begon gedichten te schrij ven, ging toneelspelen en werd lid van de gymnasiumkring „Minerva nos jungit". Juli 1851 verliet H. het gymnasium met in zijn hand het getuigschrift met daarop het predikaat „magna cum laude". Het staatsexamen in Delft legde hij met goed gevolg af, maar omdat zijn ouders hem nog te jong vonden hij was pas zestien jaar zou hij eerst nog een jaar in Leeuwarden blijven wonen. Hij bleef lid van de gymnasiumclub en werd zelfs tot voorzitter gekozen. In de club was hij een gevierd spreker. Hij hield vele voordrachten. Titels zijn: „De Friesche konin gen", „Noordsche Godenleer" en „Geschiedenis van de welsprekendheid". HaverSchmidt leek voor de mensen een jolige, vrolijke vent, die het leven van de zonnige kant bekeek. Een vriendin van zijn zuster ty peerde hem beter. Zij schreef: „Hij kon trots zijn joligheid, bijwijlen zeer triest zijn". Reeds vroeg begon HaverSchmidt te schrijven en te dichten. Een „lierzang op de vermoorde kindertjes van de poes" is verloren gegaan. Een aantal gedichten, waaronder het komische

Historisch Centrum Leeuwarden

Leeuwarder Gemeenschap | 1969 | | pagina 8