S. Camping onderwijzermet daartussenin twee oorlogen „Er was thuis veel leed, maar toch was de muziek erg belangrijk." De heer S. Camping werd geboren op 3 september 1894 en zijn jeugd speelde zich voor het grootste deel al in Exmorra, waar vader hoold was van de christe lijke school. Een man, die volop deel had in de schoolstrijd van die tijd en zijn vacanties van veertien dagen gebruikte om bij de boeren geld op le halen voor de bijzondere school. Hij hield het op de been, al leed hij aan t.b.c., de ziekte waaraan twee van zijn kinderen zouden bezwijken. De tweelingbroer van Sietse stierf op 17-jarige leeftijd, zijn zuster in haar 27-ste jaar. Toch was er muziek: thuis op het harmonium, speciaal be stemd voor het vertolken van christelijke liederen, buitenshuis in het mu ziekkorps, waarvan vader Camping direkteur was. De jongens speelden mee, toen ze een instrument konden dragen. Van vaderskant heeft S. Cam ping drie dingen meegekregen: liefde voor het onderwijs, liefde voor de muziek en liefde voor de natuur. De vader heeft nog praatjes over biologie voor de radio verzorgd. De ziekte van vader erfde gelukkig niet over op deze zoon: Sietse bleef vrij van t.b.c. Er was een groot mededogen met de familie die door zware slagen werd getroffen en men vond het onbegrijpe lijk, dat in dit gezin nog muziek werd gemaakt. Al te gauw gaat men uit van de onjuiste veronderstelling, dat muziek uitsluitend te maken heeft met pretmaken. Na een strenge opvoeding in Exmorra, maar streng in de goede zin van het woord, ging Sietse Camping op zijn veertiende jaar naar een oom en een tante in Wirdum, om in Leeu warden de christelijke kweekschool (in de Margaretha de Heerstraat) te volgen. Oom was fisker en fügelflapper en leefde dus, zeer naar de zin van zijn jonge neef, dicht bij de natuur. Maar ook trad Sietse toe tot de debating- en reciteerclub. Bijzondere resultaten bij de reci- teerwedstrijden willen hem nu niet meer te binnen schieten. De muziek bleef zijn bijzon dere liefde houden; in Wirdum bespeelde hij het kerkorgel. Nog altijd betreurt de heer Camping, dat zijn muzikale opleiding te beperkt is gebleven. „Als direkteur van een muziek korps kon ik het later nooit verder brengen dan de afdeling uitmuntendheid", zegt hij. In 1913 was hij klaar voor onderwijzer, maar het was moeilijk werk te krijgen. Op de fiets wer den tal van sollicitatiebezoeken afgelegd en het lukte eindelijk in Driesum. De Wirdumer periode was voorbij; niet alleen had hij daar zijn scholing ontvangen, maar ook was hij er in kennis geraakt met Elisabeth Hofstra, met wie hij in 1919 na de eerste wereldoorlog dus zou trouwen. Mevrouw Camping is be gin vorig jaar overleden. Het onderwijzerschap in Driesum zou niet lang duren. Op 31 juli 1914 ging hij met vacantie. Toen hij in Veenwouden de trein zou nemen om naar huis te reizen, zei de stationschef: „De Duitsers komen, je moet onder dienst". Radio was er nog niet en het nieuws vond alleen via de kranten zijn weg naar het pu bliek. Maar op de spoorstations was de tele foon of de telegraaf. Vrijwillige landstormer Camping reisde met de trein naar Sneek, met de tram naar Bolsward en liep naar Exmorra, waar nog niemand van het uitbreken van de oorlog wist, tot de kerkklok begon te luiden. Vaandrig Camping kwam terecht bij het Friese regiment, het negende, dat in de mobilisatie jaren op verschillende plaatsen in Noord-Bra bant gelegerd is geweest. Het begon in Dungen, waar de heer Camping werd ingekwartierd bij het hoofd van de, uiteraard rooms-katholieke,

Historisch Centrum Leeuwarden

Leeuwarder Gemeenschap | 1969 | | pagina 18