steld, zelf een nieuwe buitenplaats heeft laten
bouwen, maar een reeds bestaand pand heeft
laten inrichten. Wel kreeg het huis een
andere naam. In de naam Mariënburg is
zonder al te veel moeite de naam Marijke,
van de nieuwe eigenares, terug te vinden. In
de jaren 1725 en 1731 werden nog aan
weerskanten aankopen verricht. Twee huizen
met mooie tuinen werden het eigendom van
de prinses.
De tuin van de buitenplaats mocht zich in
de bijzondere belangstelling van de prinses
verheugen. In 1720 had ze uit haar geboorte
streek in Duitsland de jonge Johann Her
mann Knoop laten overkomen. Zijn vader
was bij haar ouders tuinman van de hoftuin
in Freienhagen. J. H. Knoop kreeg op
ongeveer twintigjarige leeftijd het beheer
over de tuin van Mariënburg. Hij droeg de
titel van Hof Hortulanus.
Over de door hem aangelegde tuin was men
zeer te spreken. De Chalmot, beschrijver van
het leven van Maria Louisa, zegt ervan:
„Mariënburg is omgeven met aangename
wandeldreven, lommerrijk geboomte,
geurige bloemperken, keurlijk boomooft
en vischrijke vijvers, welke eene aanlok
kende verscheidenheid maakten, die het
oog bekoorde en de zinnen streelde."
Knoops werkzaamheden op Mariënburg
duurden tot 1738. Toen zag Maria Louisa zich
genoodzaakt Knoop te ontslaan, wegens zijn
te grote liefde voor het welbekende geestrijke
vocht.
Mariënburg bleef tot aan de dood van de
prinses in 1765 bij haar in gebruik. Bij
testamentaire schikking kwam het toen in het
bezit van de diakonie der hervormde ge
meente van Leeuwarden. Nog in hetzelfde
jaar werd het huis met toebehoren voor
6410 verkocht aan de heren Doitses en
Kruiger. De tuin werd door Doitses in kleine
perceeltjes verdeeld en doorverkocht. Kruiger
werd eigenaar van het huis, dat in de
volgende honderd jaar regelmatig van eige
naar zou veranderen.
Nog in 1828 bood mr. Beucker Andreae het
huis „met twaalf vertrekken en een observa
torium" te koop aan. In 1838 wist jhr mr P.
B. J. Vegelin van Claerbergen het huis te
verwerven. Tot 1879 heeft de familie Vegelin
van Claerbergen op de buitenplaats gewoond.
Toen namelijk is het oude buitenverblijf van
Maria Louisa afgebroken en vervangen door
een nieuw gebouw, dat voldeed aan de eisen
van die tijd.
Kweekschool Mariënburg
Het huis werd ruim opgezet, zo ruim, dat men
in 1923 mogelijkheden zag om in het gebouw
de pas opgerichte hervormde kweekschool te
vestigen. Op 25 april 1923 werd de „nieuwe"
school door minister dr. J. Th. de Visser
geopend. In de grote kamers van het heren
huis werd nu les gegeven. Volgens de
tegenwoordige direkteur van de kweekschool
op Mariënburg, J. H. Bos, was het er erg
gezellig. In het gedenkboek „Veertig jaar
Mariënburg" schrijft hij:
„In de oude Mariënburg was het gezellig.
Vanaf de plafonds (zolang ze nog aanwe
zig waren) lachten de engeltjes je toe.
Wel kon het gebeuren dat je op de trap
of in de gang een tonneman tegenkwam,
maar dat was nu eenmaal niet anders.
Het gebouw bood aan de overblijvers tal
van mogelijkheden als verstoppertje spe
len, kogelstoten met closetrollen, eieren
koken. Op de zolder, die als natuurkun
de- en tekenlokaal was ingericht, had je
een prachtig uitzicht over de vroegere
lusthof van Marijke Meu, wel moest je
ervoor zorgen, dat je bepaalde plaatsen
meed, daar je anders gevaar liep door
roetwater je kleren bedorven te krijgen.
Meestal werden deze gevaarlijke plaatsen
door wasteilen aangegeven. Het gebouw
had twee mooie balcons, waarbij de
bordjes „niet betreden" waren geplaatst".
Het vroegere Mariënburg