430.
Verslag van Opperbrandmeester aangaande de brand in de nacht van 13 op 14
November 1847 in de fabriek van Heuveldop op het Vliet, waaruit blijkt, wat B. en
W. ook reeds van andere zijde hebben vernomen, dat het materiaal in goeden staat
verkeert, en het personeel alle lof verdient.
Aan Brandmeesters wordt door B. en W. tevredenheid betuigd.
17-11-1847, 17.
Bij de rondvraag in de Raad geeft Mr. J. Cats Ezn. in overweging om bij brand
de klok spoediger te doen kleppen, en tevens te zorgen, dat de brandtrommels in
goede orde zijn. R2-12-1847, 26.
2 Missiven van Brandmeesters, aangaande het nemen van doelmatige maatregelen
ter voorkoming van brand
Is reeds gevolg aan gegeven. 19-1-1848, 16.
Rapport van B. en W. aangaande het spoediger in actie brengen der brandblus-
middelen bij brand.
B. en W. hebben provisioneel de torenwachter in plaats van 1 keer per uur, zoals
thans: 1 keer per kwartier op de trans de ronde laten doen tegen een kleine ver
hoging der beloning, om zijn bevindingen terstond door te geven aan de op post
staande nachtwacht.
Dan moeten terstond 6 der 11 aanwezige nachtwakers de stad ingaan om het brandweer
personeel te wekken.
Aan de woningen der Brandmeesters moet een opschrift worden aangebracht.
De schutters van het brandpiket moeten terstond naar de brandplaats gaan en deze
afzetten.
Het best zou zijn een Wachtspuit te hebben, zoals die in meerdere steden plaats heeft,
bestaande uit: 4 directeuren en 2 pijphouders, die terstond bij brandmelding de dichtst
bijzijnde spuit moeten gereedmaken.
Dit kost echter per nacht 3,50.
In advies gehouden tot volgende vergadering. R4-5-1848, 15.
Door Raad besloten, gelijk door B. en W. is voorgesteld, en verder om met een
z.g.n. Wachtspuit een proef te nemen tijdens de kermis. R10-6-1848, 3.
Brandmeesters worden gemachtigd om als proefneming tijdens a.s. kermis een
Wachtbrandspuit in te richten, aldus:
a. Brandspuit No. 2 plaatsen in het huisje No. 5 in het Raadhuisstraatje.
b. De bierdragerswacht daarnaast inrichten als wachtkamer voor hetpersoneel
c. Personeel: 6 manschappen, directeuren en pijphouders.
d. Van iedere spuit niet meer dan 1 directeur of pijphouder nemen, die bij toerbeurt
1 uur wacht moeten houden bij het huisje.
e. Beloning 0,10 per uur voor deze wachtdoende personen.
f. Brandmeesters moeten deze inrichting verzorgen.
g. De Wachtmeester der Ratelaars moet toezicht houden en van nalatigheden of over
tredingen direct mededeling doen aan Opperbrandmeester.
5-7-1848, 20.
Inzending door Brandmeesters van verslag van tijdens de afgelopen kermis gehou
den proef met een Wachtspuit, met instructie voor de wachthebbenden bij de spuit.
In advies gehouden: bij behandeling der zaak wordt daarop teruggekomen.
31-7-1848, 11.
In verband met de ophanden zijnde beraadslaging door Raad over de inrichting
van een brandspuitswacht wordt Opperbrandmeester verzocht om opgave te doen van
de kosten voor een dergelijke wacht gedurende de 5 wintermaanden.
6-9-1848, 20.
Mededeling door B. en W. dat de Wachtbrandspuit tijdens de kermis in de bes
te orde is verlopen.
Door 65 ingezetenen is een verzoek gedaan deze Wachtbrandspuit althans a.s. winter
weer in werking te brengen.
Verder is door het Raadslid Mr. C.J. van der Veen het voorstel gedaan om door een
Commissie de mogelijkheid te doen onderzoeken bij brand aan verzekerde, gebouwen, de
verzekering tot de kosten van het brandblussen te doen mede betalen.
Tevens is door Architecht een voorstel ingezonden tot wijziging der belasting op
het brandwezen.
Gesteld in handen van een Commissie: Mr. J.H. van Boelens, I. Eekma, C.J. van der
Veen en R.D. Smeding. R7-9-1848, 10.
Rapport door Commissie, naar aanleiding van:
a. 2 missives van Opperbrandmeester, aangaande een Wachtbrandspuit tijdens de kermis.
b. Verzoek van aantal ingezetenen om een Wachtbrandspuit voor de wintermaanden.
c. Missive van Architect, houdende bezwaar tegen de onbillijke belasting voor het
brandweerwezen, met verzoek ontwerpen te mogen aanbieden tot afschaffing daarvan.
d. Verzoek Raadslid C.J. van der Veen om te onderzoeken of de Raad bevoegd is om bij
een keur de kosten van blussing van de verzekerde panden te brengen ten laste
der brandwaarborgmaatschappijen.