Aanschrijving door Ged. Staten aangaande het beheren der boeten wegens over
tredingen van plaatselijke verordeningen.
Bij voorkomende gevallen attenderen op de inhoud. 4-2-1846, 8.
Aanschrijving door Ged. Staten, 2-11-1847, aangaande het toekennen der geld
boeten wegens overtreding van plaatselijke verordeningen, wanneer die hoger zijn ge
steld dan is aangewezen in Art. 466 van het Wetboek van Strafrecht.
In Raad gebracht, als zijnde een gevolg van beraadslagingen aldaar over dit onder
werp. 17-11-1847, 10.
Aanbieding in Raad.
Hierop had betrekking Raadsbesluit R8-10-1846, 9., en het rapport, daarvoor uitge
bracht door Mrs. J.H. van Boelens, J. Eekma en N. Fockema.
Gesteld in handen dezer Commissie. R2-12-1847, 5.
Bericht van Griffier Rechtbank aangaande nog openstaande kosten van expedi-
tiën, inzake overtredingen van plaatselijke reglementen.
Kosten ad 5,13 worden voldaan. 11-10-1848, 15.
Voorstel van Commissaris van Politie om een post op de Begroting te plaatsen
voor de gijzeling van onvermogende veroordeelden, wegens overtredingen van de bestaan
de politieverordeningen.
Voor zover nodig, wordt hieraan gevolg gegeven. 17-9-1842, 14.
Aanschrijving van Ged. Staten aangaande het wenselijke, dat in de plaatselijke
verordeningen van politie wordt opgenomen, dat de geldboete door gevangenisstraf zal
worden vervangen, wanneer de overtreders in gebreke blijven1 deze te voldoen.
R19—12—1844 1.
Toezending door de Commissie van Administratie der Gevangenissen alhier, van
2 declaratiën wegens verpleegkosten, etc. van politiegevangenen dezer gemeente, ad
30,40.
Wordt voldaan. 20-6-1846, 11.
Missive van Directeur van Politie aangaande de uitspraak van de Kantonrechter
wegens plaatsgehad hebbende overtredingen der politieverordeningen 25, 26 Juni en
6 Juli 1847, in verband met de politieverordening van 5-5-1827.
Provisioneel in advies gehouden. 1-9-1847, 17.
2 missives van Ontvanger der Registratie van de gerechtelijke acten aangaande
de verschuldigde registratierechten (ad 28,73, wegens procedures omtrent plaatse
lijke belastingen en) 60,04 wegens"vervolgingskosten naar aanleiding van politie-
overtredingen. 27-6-1849, 11.
Toezending door de Administratie der Gevangenis alhier van staten, onder
mededeling, dat nog openstaan de verplegingskosten van politiegevangenen over 1846,
1847 en 1848, ad 143,99, met verzoek dit bedrag te voldoen aan de Thesaurier.
Aangezien hierop de verplegingskosten ad 9,66 voorkomen van 2 personen, in gijze
ling gesteld voor Rijksboeten, moet dit bedrag door het Rijk worden gedragen.
Daarom wordt aan Thesaurier een mandaat ad 131,04 toegezonden, onder opgave van
de redenen der korting. R4-8-1849, 4.
3 missives van de Ontvanger der Registratie der Gerechtelijke Acten, alle aan
gaande de daarbij vermelde politieboeten voor deze gemeente.
Wordt gevolg aan gegeven. 27-12-1849, 11.
Toezending door Commisie van Administratie van de Gevangenis alhier van 2 no-
minatieve staten van personen, die tijdens het le en 2e halfjaar van 1849 aldaar zijn
opgenomen geweest, en behoren tot het Huis van Bewaring, waarvan de kosten van ver
pleging en voeding komen ten laste der gemeente-.
Verzocht wordt deze, ad 26,85, voor 10-6-1850 te voldoen aan de Thesaurier der
Commissie: J.J. de Jongh.
Ordonnantie wordt toegezonden. 29-5-1850, 19.
Toezending door de Commissie van Administratie over de Gevangenissen van 2
staten van personen, die gedurende het jaar 1850 in de Gevangenis alhier zijn opge
nomen, en behoren tot het Huis van Bewaring, waarvan de kosten van voeding en ver-
Pl eging komen ten laste dezer gemeente, ad 25,05.
Worden verevend. 26-3-1851, 15.
Toezending door de Commissie van Administratie over de Gevangenis alhier van
2 nominatieve staten van personen, die gedurende het le halfjaar van 1851 zijn opge
nomen geweest in het huis van Bewaring, waarvan de kosten ad 15,75 komen ten las
te der gemeente.
Verzocht wordt deze voor 15-10-1851 te voldoen aan de Thesaurier der Commissie:
J.J. de Jongh.
Ordonnantie zal worden toegezonden. 24-9-1851, 13.
Slopen. Algemeen.
Missive van Commissaris Arrondissement Leeuwarden, houdende lastgeving om te
zorgen, dat bij sloping van gebouwen wordt voldaan aan de Wet van 25-6-1814 (St. 73).
9-7-1814, 2.