488.
Verontreiniging. 1814 en later
Klachten van omwonenden van de Pijp over de Eewal, tussen Grote en Kleine
Hoogstraat, dat hier steeds kiezel wordt gedeponeerd, en allerlei afval in het wa
ter geworpen. 12-11-1816, 3.
Het wordt verboden om de stadsgrachten te verontreinigen door er afval in
te werpen. 12-6-1819, 10.
Door Raad wordt aan Burgemeesteren verzocht een keur te ontwerpen wegens
het aanbrengen van puin en aarde op de pijpen en wallen. R7-2-1820, 12a.
Verzoek van Commissaris van Politie, dat er meer Reglementen van Politie
mogen worden uitgevaardigd: sluiten van kroegen en speelhuizen, werpen van vuilnis
op straat, etc. 24-6-1820, 4.
Er bestaan diverse keuren en reglementen, die Commissaris van Politie onder
het oog zullen worden gebracht. 27-6-1820, 3.
Mededeling, dat Commissaris van Politie deze verordeningen zich zal eigen
maken. 1-7—1820, 20.
Verzoek van Vrouwe F.A.W.C. thoe Schwartzenberg en Hohenlansberg, Douairière
van A.A. van Andringa de Kempenaer, wonende alhier, om de mestbak bij de paardenstal
nog te mogen gebruiken tot zij dit voorjaar weer naar het buiten vertrekt, zodat
dan gelegenheid is tot verandering.
Gesteld in handen van Commissaris van Politie om bericht. 17-2-1821, 5.
Missive van Ged. Staten, houdende bevestiging van de ontvangst van Missive
dezerzijds 8-2-1821, N87, waarbij is ingezonden de Keur of Verordening van Politie
ter bevordering der meerdere zindelijkheid, en van een Publicatie, houdende uitbrei
ding van de Reglementen tot instandhouding der straten. 24-2-1821, 11.
Inzending door Commissaris van Politie van opgave van een aantal bergplaat
sen van paardenmest en vuilnis, in de stad en op de wallen.
Onder verwijzing naar de Keur van 5-2-1826, gesteld in handen van President-Burge
meester. 17-3-1821, 9.
Rapport van Stads Majoor, dat de vuilnisbak achter Oldenhove op 28-1-1824
is opgeruimd en de buurt is aangezegd nergens anders hun afval te deponeren dan
in deze bak. 31-1-1824, 14.
Aanschrijving aan Trijntje Eintes, Wed. Dirk Simon van der Zwaan, wonende
Torenstraat E 334, om de mesthoop achter de stal achter haar huis aldaar voor
1-4-1825 op te ruimen. 7-12-1824, 5.
Missive van Commissaris van Politie, aangaande de mesthoop achter huis
E 334 van Wed. D.S. van der Zwaan.
Aan Commissaris wordt medegedeeld, dat deze zaak geregeld is bij minnelijke schikking
7-12-1824, 5. 1-5-1827, 4.
Verzoek van Catharina Elizabeth Braaksma, Wed. Folkert Oenes Gorter, om de
dongtrog te"mogen plaatsen voor het pakhuis, waar deze sedert jaren gestaan heeft.
Afgezien op grond van Keur 27-1-1821. 17-2-1825, 6.
Missive van Gouverneur, houdende de volgende aanmerkingen op het gebied der
openbare orde, etc.:
1. Viering Zondag.
2. Brengen van papier en vuilnis op de bruggen.
3. Werpen van drek in de grachten.
4. Orde en plaatsing der slachtplaatsen. 10-2-1829, 3.
Verzoek der trekschippers Leeuwarden - Dokkum om provisioneel de mest der
paarden te mogen deponeren op de plaats, waar dit van ouds geschiedde, wat haar
thans bij aanzegging verboden is
De aanzegging wordt gehandhaafd.
Evenwel wordt 1 maand uitstel verleend tot 12-6-1832.
Een gelijke aanzegging is gedaan aan:
Wed. Johannes Jans Wijbenga, en
Hendrik Tjallings Vening,
die eveneens van deze plaats gebruik mochten maken. 1-5-1832, 14.
Mededeling door Commissaris van Politie, dat de Keur of Verordening van Po
litie van Burgemeesteren 27-1-1821 dagelijks wordt overtreden door het werpen van
afval op de vleugels der bruggen.
Voorgesteld wordt om of het werpen van alles op straat te verbieden, of de keur,
die vergeten is, weder af te kondigen.
In advies gehouden. 28-6-1834, 16.
Aan Secretaris opgedragen voor de volgende vergadering van de Raad een nieu
we vermeerderde keur aangaande dit onderwerp te maken. 18-10-1834, 14.
Aangezien de Keur of Ordonnantie van Burgemeesteren van 27-1-1821, om geen
afval, etc. op straten en in het water te werpen, vergeten is, en overtreden wordt,
wordt door Raad een nieuwe verordening dienaangaande vastgesteld, die wordt afge
kondigd en aangeplakt. R27-10-1834, 2.