Inzending door Commissaris van Politie van concept-reglement voor het leggen
der schepen bij besloten water binnen en buiten de stad.
Circuleren bij de leden. 31-10-1829, 5.
Verordening vastgesteld.
Met tekst dezer verordening, houdende, dat dan ligging binnen de stadswallen en het
Vliet verboden is. Alleen op bepaalde plaatsen in de buitengracht is dit toegestaan.
R23-11-1829, 3.
Door Ged. Staten voor kennisgeving aangenomen. R14—12—1829, 3.
De Publikatie van 24-11-1829, aangaande de ligplaatsen der schepen bij geslo
ten water, wordt ingetrokken en vervangen door een nieuwe, waarvoor de tekst in het
besluit is opgenomen. R10—12—1832, 4.
Goedkeuring door Ged. Staten. 22-12-1832, 10.
Vaststelling van een Verordening van Politie voor de Stadswallen, grachten,
buitensingels, beplantingen en wandelwegen.
Af te kondigen op 29-12-1835.
In te gaan op 1—1—1836. R14-12-1835, 12.
Verzoek van Commissaris van Politie om voor Woensdag 13-1-1836 te willen toe
zenden een verklaring, dat met betrekking tot de Stedelijke Publicatie van 29—12—1835,
voldaan is aan Art. 155 der Grondwet.
Door B. en W. wordt geantwoord, dat zij van oordeel zijn hieromtrent geen verantwoor
ding schuldig te zijn. 12-1-1836, 1 1.
Missive van Commissaris van Politie in verband met het bovenstaande.
16-1-1836, 14.
Rapport der Raads Commissie aangaande het verzoek der schippers R1—2—1836,
6.), benevens nog 2 andere verzoeken van schippers, waarvan het eerste in onbetame
lijke taal is gesteld, het tweede in behoorlijke taal.
Conclusie der Commissie:
De bezwaren der schippers tegen het beletten de zeilen en het linnengoed behoorlijk
te drogen, zijn overdreven.
De opmerkingen over de turfdragers gaan niet op: deze zijn niet in dienst van de schip
pers.
Verder is de opmerking, dat Burgemeester Thijs Feenstra aan de gemeente turf zou le
veren uit een veen, dat hij bezit, onbehoorlijk. (Deze bezit 1/3 gedeelte van een veen,
waarvan een gedeelte wordt geleverd aan de Doopsgezinde Gemeente en een gedeelte aan-
vrienden.
Geadviseerd wordt t.z.t. zoveel mogelijk leverantie's publiek aan te besteden, doch
thans nog niet. R22-2-1836, 11.
(Zie in minuut F.I.: adres der schippers).
Beschikking van Z.M. op het verzoek van:
H.B. de Waal c.s., schippers. R11—4—1836, 4.
Toezending door Gouverneur van een verzoek aan Z.M. door een aantal schippers,
eigenaars van schepen, aangaande de Publicatie van 29-12-1835, en wel speciaal een
klacht tegen Art. 15, onder bijvoeging van hatelijke opmerkingen aan de Raad, die deze
Verordening vaststelde.
In Raad gebracht. 23-1-1836, 3.
Gesteld in handen van een Commissie:
Eekma, Fockema, Warmolts. R1-2-1836, 6.
Toezending van verzoek van:
Gjalt Jarigs de Vries en
Tjisse Ouwes van der Veen,
turfschippers, alhier liggende, aan Z.M. om gratie van de straf, waartoe zij zijn ver
oordeeld*, wegens overtreding van de Stedelijke Keur van 29-12-1835 (verbod van uit
hangen van wasgoed op de namiddag).
Gesteld in handen der Raadscommissie (Fockema, Eekma, Warmolts, Van der Veen) om zo
mogelijk in eerstvolgende Raad bericht. 13-8-1836, 1
Voorgesteld wordt aan Gouverneur te berichten, dat de bezwaren overdreven
zijn, en dat het om prestige redenen ongewenst is om gratie te verlenen.
R29-8-183610/29-8-1836.
Door Z.M. is aan G.J. de Vries de gevangenisstraf kwijtgescholden, met hand
having der boete.
Verzoek van T.0. van der Veen afgewezen. R7-11-1836, 2.
Raads Commissie benoemd teneinde de stedelijke Keur van 29-12-1835 te herzien.
(T. Feenstra, J. Eekma, N. Fockema, C.C.C. Warmolts). R7-11-1836, 2.
Rapport der Commissie, aangaande de bedoeling der woorden: "of onvermogen"
in Art. 21 der Verordening van Policie ten aanzien der Stads wallen, grachten en
buitensingels
In de geest van dit rapport wordt aan Ged. Staten geantwoord op hun opmerking.
R30-1-1837, 6.