De eerste uitbetaling wordt bepaald op 23-3-1846.
B. en W. worden verzocht een ontwerp-contract op te maken. R10-4-1845, 1.
Tekst van het contract tussen B. en W., vertegenwoordigende de gemeente, en
Kuipers opgemaakt
Bovendien nog een wijziging aangebracht in de Verordening op de broodzetting van
11-1-1844 (Publicatie 8-5-1845), gepubliceerd 3-6-1845. R8-5-1848, 7.
Missive Gouverneur houdende herinnering aan Res. Ged. Staten 30-5-1844 (Prov.
Blad N67)aangaande het door Jan Ruurds Kuipers, Mr. Broodbakker alhier, uitgevon
den middel voor keuring van het roggebrood. 15-4-1845, 4.
Besloten hierop aan Gouverneur te berichten, dat deze zaak finaal zal worden
behandeld in de Raad op 1—5—1845, waarna het gevraagde rapport terstond zal worden
toegezonden. 19-4-1845, 9.
Missive van J.R. Kuipers, Mr. Bakker, aangaande de aanschaffing van de nodi
ge gereedschappen, etc. voor de keuring van het roggebrood.
Machtiging tot aanschaf verleend. 21-5-1845, 30.
Klacht van onderscheiden broodbakkers over de voorgenomen keuring van het
brood, tegen de keurmeesters en tegen de broodzetting.
Verzocht wordt deze in te trekken.
Besloten in verband met het rapport der Raadscommissie (ingesteld bij Raadsbesluit
R21-8-18452.), en de missiven van P. Risselada en A.P.H. Kuipers, aangaande het
onderzoek der Keurmeesters:
P.J. van der Veer en J. Voorst, en de blijken van geschiktheid, door deze gegeven,
te antwoorden, dat herhaalde klachten over de kwaliteit van het roggebrood zowel ge
west als stad heeft genoodzaakt om te zien naar een middel tot keuring, en dat de
doelmatigheid der gevonden methode is aangetoond door deskundigen, dat de keurmees
ters door een 3 maandelijkse oefening voldoende bedreven zijn, zodat de klacht van
adressanten niet in aanmerking kan worden genomen.
Dat verder de verhoging van het maalloon 0,11% per 100 pond graan) geen motief
kan zijn tot verhoging der zetting, maar dat hiermee misschien later rekening kan
worden gehouden door bij een proefbakking te doen uitmaken, hoeveel brood uit 1 mud
rogge kan worden gebakken. R4-9-1845, 8.
Verzoek van N.H. Diakonie alhier, dat de Keurmeesters van het roggebrood
voor de Stads Armvoogdij ook belast mogen worden met de keuring van het brood voor
de N.H. Diakonie, ingaande 1-1-1845.
Aan de Keurmeesters wordt bericht, dat zij deze keuringen mede verrichten.
24-12-1844, 16.
Rapport der Commissie, ingesteld bij R10-10-1844, 13., aangaande de keuring
van het brood. Hierin wordt een regeling van het proces der keuring uitgewerkt.
Het rapport met de stukken wordt 14 dagen ter inzage der Raadsleden gelegd.
R6-2-184518.
Het rapport, uitgebracht in R6-2-1845, wordt in advies gehouden, totdat B.
en W. zullen hebben gerapporteerd over het al dan niet aanblijven van de Keurmeester
J.R. Kuipers. R27-2-1845, 2.
Besloten op advies van Mr. Bakker J.R. Kuipers te bepalen, dat bij de keuring
van het roggbrood door de stadskeurmeesters op de 1000 delen droog brood als maxi
mum 150 delen schil mogen worden gevonden. 10-9-1845, 19.
Inzending door de Keurmeesters van het brood der op 14-3-1846 gehouden
proefbakking van zuiver roggebrood bij de Mr. Bakker E.R. Harkema.
Afschrift wordt gezonden aan Ged. Staten, onder mededeling van wat aanleiding gaf
tot deze proefbakking. 18-3-1846, 13.
Weging Brood door de Politie.
Besloten door B. en W. om Commissaris van Politie te gelasten het brood te
wegen ten overstaan van een lid van het Bakkersgilde12-11-1814, 13.
Inzending door Commissaris van Politie van rapport der visitatie bij bakkers
en broodslijters afgelopen kwartaal.
Alles in orde bevonden. 30-9-1828, 8.
Inzending door Commissaris van Politie van verslag der visitatiën bij bakkers
en broodverkopers. 30-12-1828, 1.
Idem. Alles in orde bevonden. 31-3-1829, 6.
Idem. Alles in orde bevonden. 4-7-1829, 10.
Idem, 3e kwartaal 1829. Bekeurd wegens te licht brood de bakkers:
R.J. Damstra, Hardegaryp.
Gerben Monsma, Huizum.
T. Wiegersma, alhier. 3-10-1829, 5.
Idem 4e kwartaal 1829. Alles in orde bevonden. 29-12-1829, 13.
Idem le kwartaal 1830. Alles in orde bevonden. 3-4-1830, 13.
Idem 2e kwartaal 1830. Alles in orde bevonden. 29-6-1830, 4.