Oldehoofster Kerkhof.
Voorstel een rijdweg aan te leggen over het Oldehoofster Kerkhof.
Zal in volgende vergadering besproken worden. R4-1-1844, 23.
Tekening rijdweg goedgekeurd.
B. en W. gemachtigd tot uitvoering. Rl-2-1844, 13.
Kalvergloppe
Mededeling B. en W., dat is ontvangen een gerechtelijke sommatie namens
Grietje Greinders, Wed. Jan Bijmholt, voor de helft, en van Eelke Bijmholt, voor
de andere helft erfgenaam van voornoemde Jan Bijmholt, zijn vader, om binnen 8
dagen op te ruimen de betimmeringen, geplaatst voor de 2 vrije uitgangen aan de
Stadswal der huizen: F 216, 217 (Kad. Sectie C 304, 303), aan de Stadswal in de
Kalvergloppe, eigendom van eisers.
B. en W. hebben hieraan niet voldaar, zodat waarschijnlijk een dagvaarding zal
volgen. Voorgesteld wordt een Commissie te benoemen om deze zaak te onderzoeken.
Besloten als Commissie te benoemen: Mrs. N. Fockema, C.J. van der Veen, G.L.
FeyensR2-5-1844, 18.
Op grond van rapport Commissie besloten, om, aangezien de eisers geen
recht hebben, zich in rechten te verzetten tegen de sommatie en de daarop ge
volgde dagvaarding, onder goedkeuring van Ged. Staten. R6-6-1844, 7.
Inhoud rapport Commissie hierbij afzonderlijk weergegeven.
Huizen Kalvergloppe F 216, 217 (Kad. Sectie C 304, 303) (Wed. Jan Bijmholt)
staan op de afhellende binnenvoet van de stadswal, tussen oude Israëlitische
Begraafplaats en Tournooiveld
Tot op het eind der Kalvergloppe loopt een klinkerpad, zonder verdere loop.
Op 't eind hiervan 2 paaltjes: één van hout en één van hardsteen.
Het laatste bevindt zich daar van oudshet houten is daar geplaatst, volgens
opgave van de oude B. Reiger, om het gebruik van kruiwagens langs het pad te be
letten, wat nu en dan plaats had vanaf de lijnbaan op de stadswal aldaar.
Tot het blok huizen behoren: F""208 tot en met F 217.
In voorgevel van F 208: het jaartal 1743, alsmede de initialen Y.R. en M.T.
Dit huis tot en met Nr. 10, die alle dezelfde bouw hebben, zijn vermoedelijk in
dat jaar gebouwd. De andere woningen moeten later gebouwd zijn.
Huis Nr. 217 schijnt eerst een hok geweest te zijn, en later, door uitbreiding
op stadsgrond, tot woning gemaakt, waarbij men aanmerkelijk buiten de rooiing
der andere huizen is gegaan.
In 1743 is door Magistraat der stad aan Ysbrand Baukes concessie verleend om
een stukje grond tussen Joodse Kerkhof en Doeletuin, aan zijn erf rakende, te
mogen gebruiken, tegen een eeuwige rente van 2 goudguldens (Rdsbslt. 6-5-1743),
alles tot wederopzeggens toe.
In 1808/09 is door Wed. A. Reiger grondpacht betaald voor F 22.01/2 (in 1806/08
zijn woningen aldaar omgenummerd).
Wed. A. Reiger is de moeder van B. Reiger, en die is universeel erfgenaam ge
worden van Y. BaukesZodoende is Wed. A. Reiger door successie eigenaar gewor
den van de woningen F 208 - F 217.
In 1818 hebben de kinderen van Wed. A. Reiger: B. Reiger en diens zuster Rinske
Reiger, gehuwd geweest met K. Buising, de huizen F 208 - F217 verkocht aan
Jurjen Hubert Pervoot, schoenmaker, en huisvrouw Catharina Dorentea Campe.
(22-4-1818, koopacte).
In koopacte niet gesproken over vrije uitgang.
Wel wordt vermeld, dat al deze panden zijn bezwaard met grondpacht 6,30.
Gebleken is echter, dat alleen F 208 is bezwaard met grondpacht ten behoeve van
het St. Jobsleen.
In 1833 zijn deze panden publiek verkocht door de Erven: Jurjen Huibert Pervoot
en Catharina Dorentea Campe, aan onderscheidene personen. F 216 en 217 aan
Frederik Willem Hoven, leerlooier, en Zacharias Bruinsma (2-12-1833). In deze
koopacte wordt vermeld, dat F 216 en 217 een vrije uitgang naar de Stadswal heb
ben, en dat de grondpacht ad 6,30 over alle percelen moet worden omgeslagen.
Geheel onder dezelfde voorwaarden zijn F 216 en 217 in 1834 verkocht door Hoven
en Bruinsma aan Jan Bijmholt, koopman, en Grietje Greinders. Er is derhalve nooit
een bewijs of titel van uitgang door Stad afgegeven. Het is echter wel mogelijk,
dat men, komende uit de Kalvergloppe, bij de wal is opgeklommen en zich zo een
toegang tot de Stadswal heeft bezorgd.
Derhalve: Ysbrand Baukes en zijn eerste opvolgers hadden geen recht van uitgang.
(Alleen al, omdat stadswallen onder de toenmalige omstandigheden daartoe niet
vatbaar waren: Stad ontving van 1580 tot 1-6-1808 van Provincie jaarlijks
2500,fortificatiegelden)