137 Rapport B. en W. Op 22-4-1845 heeft op het Raadhuis een bijeenkomst plaats gehad van onderhoudsplichtigen, waarbij zijn benoemd als Gecommitteerden: N. Bolman, P. van den Bosch en E. Kingma IJzn., die de werkzaamheden op zich hebben genomen en volbracht. Op 14-5-1845 is hun een afschrift van de Legger toegezonden. Zij hebben de kos ten van verbetering volgens deze legger omgeslagen, en trachten in te vorderen. Velen hebben voldaan, maar ook zijn vele reclames ingekomen. Bij Missive dezerzijds 24-3-1847, NI 15/45, zijn Kohier van aanslag met de recla mes aan GedStaten gezonden. Bij Raadsbesluit R3-8-1848 is aan Ged. Staten medegedeeld, dat de Raad blijft bij Missive dezerzijds 23-12-1847, NI 15/1503, waarbij is aangetoond, dat de re clames ongegrond en onbewezen zijn, en derhalve wordt aangedrongen op goedkeu ring van het Kohier. Totdusver is op dit schrijven nog geen antwoord ontvangen. Daarom hebben B. en W. Ged. Staten hieraan herinnerd en om een spoedige afdoening verzocht. Besloten dit rapport gedurende 1 maand ter inzage te leggen. R7-7-1849, 11. Afwijzende beschikking door Ged. Staten op het adres van H. Bolman en E. Kingma IJzn., gecommitteerden tot de verbetering van weg en voetpad Achter de Hoven, waarbij zij Ged. Staten verzoeken te bevorderen, dat hun rekening en verantwoording wordt opgenomen, en hun decharge verleend. 19-6-1850, 7. Terugzending door Ged. Staten van het Kohier van aanslag van de rij weg en voetpad Achter de Hoven, en mededeling, dat bezwaar wordt gemaakt dit goed te keuren, maar aan de Raad in overweging wordt gegeven de thans bestaande legger in te trekken, en indien op goede gronden kan worden aangetoond, dat de naastgelegen landen en erven aan de rijweg vanouds met het onderhoud belast wa ren, daarvan, zonder het voetpad, een nieuwe legger op te maken, en de belen dende percelen niet verder te belasten dan vroeger, tenzij de Raad de wenselijk heid van een minnelijke schikking, reeds in April 1848 door Ged. Staten voor gesteld, met de naastlegers wegens de laatste verbetering, mocht onder ogen zien. In handen gesteld der Commissie van vroeger (Mr. J. Eekma, J.C. Kutsch, Mr. P.F. Martin). R4-7-1850, 1. Rapport der Commissie: Door 2 leden wordt voorgesteld, op de gronden van hun rapport van 6-7-1848, te blijven bij het besluit en de legger niet in te trekken. Eén lid stelt voor deze in te trekken. Daarom wordt voorgesteld de beslissing van Ged. Staten te vragen. Aldus besloten. R5-12-1850, 14. Verzoek van G. Brink, Achter de Hoven, om vergunning tot het leggen van een brugje over de sloot naast zijn woning aldaar. Toegestaan, mits onder toezicht van Architect. 28-12-1850, 24. Besluit Ged. Staten van 29-3-1851, aangaande onderhoud en legger van rijweg en voetpad Achter de Hoven, vastgesteld door Ged. Staten 7-3-1844. Ged. Staten blijven bij hun besluit van 4-6-1850. Zij trekken in de vaststelling van de legger bij hun besluit van 7-3-1844. Daarom kan door Ged. Staten niet worden beschikt op de ingediende reclames. Ged. Staten verzoeken B. en W. het stuk met hun goedkeuring op te zenden, om de intrekking daarop aan te tekenen. Door Raad in handen van B. en W. gesteld voor rapport. R1—5—1851, 1. Spanjaardsdijk. Verbreding en beschoeiing van het Spanjaardsdijkje in 1826. R9-4-182711. (blz 64achter zijde, 1.) Door B. en W. goedgekeurd bestek en voorwaarden, met tekening, waar naar op 5-4-1830 zal worden aanbesteed het opmaken en bestraten van de Span jaardsdijk vanaf de brug voor de Buiten-Hoeksterpoort tot aan de Stienserweg, als toegangsweg voor de nieuwe begraafplaats De eigenaars der aanliggende gronden zijn bereid grond ter verbetering af te staan. Te taxeren door: Johannes Jellema en Heer Harmens Poelsma. R29-3-1830, 2. Aangenomen door: Paulus Langeveld Kzn., aannemer te Giessendam, voor 21.500, R25-5-1830, 9.

Historisch Centrum Leeuwarden

Besluiten Leeuwarden 1811-1850 (Repertorium de Roos) | 1811 | | pagina 80