Rapport der Raads Commissie:
Uitvoerig wordt de geschiedenis van deze zathe en landen nagegaan, en medegedeeld,
dat deze, tot de geestelijke goederen behorende, met de andere geestelijke goederen
in 1580 aan de stad is gekomen, niet in bezit, maar om de inkomsten te gebruiken
ad pias causas. In 1800 zijn aan de diverse kerkgenootschappen afgestaan goederen,
zoals kerkgebouwen, etc., en goederen, strekkende tot onderhoud van deze.
Evenwel zijn niet afgestaan de goederen ad pias causas, die echter niet stadseigen-
dom waren, o.a. "Magere Weide".
Daarom is de commissie van oordeel, dat deze zathe en landen niet verkocht kunnen
worden. De landerijen die de stad later heeft gekregen bij de oorspronkelijk, 60 ponde-
maten grote plaats (die behoorde tot het koor van Oldehove), n.1. 14 pondemaat, in
1699 verkregen van Juffrouw Aurelia Catharina van Hettinga, en later nog 5 ponde
maat, evenals in 1693 pondemaat van Sjuck Gerold Jochem van Burmania, vallen hier
buiten
Dit rapport wordt ter inzage der leden gelegd.
R7-2-1850, 11.
In verband met het rapport der Commissie, ingesteld bij R3-1-1850, 5., en uit
gebracht in R7-2-1850, 11., wordt door Raad besloten zich hiermede te verenigen, en
terug te komen op de voordracht ten dezen op Begroting 1850 aan Ged. Staten gedaan.
De Financieele Commissie wordt verzocht in de volgende vergadering dienaangaande een
voorstel te doen. R7-3-1850. 9.
Voorstel der Financieele Commissie om, aangaande deze zaak aan Ged. Staten
mede te delen, dat de Raad niet in staat is meer bewijzen van zijn bevoegdheid tot ver
koop van de plaats "Magere Weide" aan te voeren, en daarom afziet van de gedane voor
dracht, en derhalve in overweging geeft Art. 9a. van Begroting 1850: buitengewoon
ontvang 18.000,en idem Art. 88: buitengewone uitgaaf, in te trekken, en derhal
ve de Begroting 1850 vast te stellen alsvolgt:
Ontvang 229.399,62^
Uitgaaf228.6 14,10%
Batig slot 785,52
Aldus besloten R4-4-1850, 13.
Goedgekeurd door Ged. Staten. R2-5-1850, 5.
Op voorstel van B. en W. is besloten de zathe en landen "Magere Weide" te
verhuren aan:
F.G. Dorhout, voor 1.640, R7— 1 1—1850, 3b. F.
Plaats Bijgaard (120 1/4 pondemaat bouw en greide).
Huurder tot 18 15: Hendrik Jans en Geertje Jans.
Besloten tot openbare verhuring op. 20— 1 1—1815- 7-11-1815, 1.
Bij openbare verhuring op 20 en 21 november 1815 is huurder geworden:
H.J. Faber, van mei 18 16 tot mei 1823, voor 1.850,per jaar. 25-11-18 15, 1. 24.
Rapport B. en W.dat de huurder Hendrik Jans Faber is overleden, en dat de
erven verzochten de beide nog overige jaren van het contract de plaats onder eigen
verantwoordelijkheid te mogen overdoen aan:
Simon Jans van der Woudehuisman te Stien.
Door Raad toegestaan. 13-1—1821, 16.
27-1-1821, 10.
3-2-1821, 33.
R5-2-1821, 16a.
Door B. en W. besloten de plaats wederom te verhuren aan Simon Jans van der
Woude voor 1.540, 2— 11—1822, 11.
Verzoek van Siemen Jans van der Woude, landbouwer op de zathe Bilgaard, om voor
eigen rekening een nieuw varkenshok te mogen zetten, dat dan op taxatie kan worden over
genomen, ter vervanging van het bestaande vervallene.
In handen Architect gesteld. 25-3-1826, 8.
Door B. en W. toegestaan, mits onder toezicht van Architect. Het hok is onder
de taxatie begrepen. - 4-4-1826, 7.
Door B. en W. besloten aan Wethouder Mr. J. Wierdsma volmacht te geven tot
verkopen der Stads zathe eh landen op Bilgaard, groot 33 Bunder en ruim 6 Roeden,
waartoe machtiging is verleend bij K.B. 1-8-1829, N30. 28— 1 1—1829, 7.
Bij verkoop derzer plaats zijn 2 Bunder en 20 Roeden weiland niet verkocht,
maar verhuurd met de plaats "Magere Weide". R23-8-1830, 7.