Missive Majoor, Garnizoens-Commandant alhier, houdende herinnering aan zijn
missive van 5-7-1846, aangaande de aanbesteding van het Provinciaal Gerechtshof.
Zal gevolg aan worden gegeven. 16-9-1846, 11.
Bericht Architect aangaande de beschadiging van het zomerhuisje achter het
Zaailand van de echtgenote van T.0. Gorter.
Besloten aan T.0. Gorter mede te delen, dat volgens het bestek der demping
niet B. en W., maar de Provincie alleen de aannemer kunnen gelasten schade aan par
ticuliere eigendommen te herstellen. B. en W. heeft wel getracht de aannemer tot
een schikking over te halen, maar deze weigerde, zodat B. en W. hieraan niets kun
nen doen, en aanraden zijn goed recht te doen gelden daar, waar dit behoort.
4-11-1846, 13.
Missive T.0. Gorter, koopman en olieslager alhier, houdende, dat hij zich be
zwaard acht door beschikking B. en W. van 7 november, dus 9 maanden na zijn ingediend
adres. Verzoekt nogmaals B. en W. om de leider van het thans begonnen werk last te
geven om de noodzakelijke herstelling te doen aan het gebouw, en tevens om de wal zo
weg te graven, dat hij geen meerdere schade lijdt dan thans is geschied.
Besloten te antwoorden, dat de reden der vertraging hem reeds is bekend gemaakt bij
Uitg. Missive dezerzijds 7-11-1846, N26/1125, en dat, wat het le punt van het verzoek
betreft, B. en W. zich daaraan refereert. Wat het 2e punt betreft, zal dezerzijds wor
den gezorgd, dat geen verdere beschadiging plaats vindt, en dat, indien dit wel ge
schiedt, herstelling voor rekening der stad zal plaats hebben, aangezien het werk,
dat daar thans wordt uitgevoerd, voor rekening der stad is, in tegenstelling met het
eerste. N 19-12-1846, 22.
Betreft ResGed. Staten aangaande de declaratie van kosten, door de taxateur:
J.A. Jellema, te Lekkum, ingediend inzake de waardering van het terrein in het Zaai
land en Ruiterskwartier alhier, ten behoeve der stichting van een gebouw voor het
Provinciaal Gerechtshof. 5-5-1847, 14.
Betreft Resolutie Ged. Staten aangaande een nadere opmeting van het door Leeu
warden aan de Provincie afgestane terrein voor de bouw van een Paleis van Justitie,
en de opmaking van een nieuw proces verbaal daarvan.
Architect committeren tot de opmeting. 25-8-1847, 11.
Resolutie Ged. Staten in antwoord op Uitg. Missive dezerzijds 27-7-1847, N946,
aangaande de vergraving van grond van het terrein voor het gebouw van het Provinciaal
Gerechtshof tot aan de woning van timmerman Meyer aldaar. 25-8-1847, 15.
Missive Architect aangaande de nadere opmeting van het terrein tussen Zaailand
en Ruiterskwartier, afgestaan aan de Provincie, volgens overeenkomst tussen Ged. Sta
ten en Raad 2-9-1845.
In advies tot volgende vergadering. 27-10-1847, 20.
Bericht Ged. Staten, onder toezending van een expeditie van het op 16-10-1847
opgemaakte proces verbaal ener nadere opmeting van de grond tussen Zaailand en Ruiters
kwartier voor het Paleis van Justitie, dat op de Prov. fondsen daarvoor is uitgetrok
ken de som van 3.325,81^ voor de stad.
Antwoord afwachten op Uitg. Missive dezerzijds 30-10-1847, N45/1347, aangaande de her
meting. 10-11-1847, 9.
Mededeling door Ged. Staten, dat het de bedoeling is om het plein voor het
nieuwe Paleis van Justitie in het Zaailand nog in de loop van dit jaar te plaveien.
Een Commissie uit Ged. Staten zal daartoe met B. en W. de besprekingen voeren.
Besloten te antwoorden, dat B. en W. daartoe bereid zijn. 31-5-1848, 3.
Antwoord Ged. Staten op Uitg. Missive dezerzijds 29-5-1848, N45/647, aangaande
het bevloeren van het plein bij het Paleis van Justitie in het Zaailand.
Het bevloeren van het plein in de loop van 1848 had niet in de bedoeling van Ged.
Staten gelegen, dat echter het belang, dat de stad hierbij blijkt te hebben, aanleiding
kan zijn tot een wederzijdse schikking. Derhalve hebben Ged. Staten 3 hunner leden af
gevaardigd om met bestuur stad in bespreking te treden.
Besloten het voorstel van Ged. Staten aan te nemen en B. en W. de uitvoering te ver
zoeken. R8-6-18485.
Ged. Staten zijn genegen (onder goedkeuring van Prov. Staten) het vroeger af
gestane terrein terug te geven, onder bepaalde voorwaarden.
Geantwoord wordt, dat Raad de voorwaarden te bezwarend acht en derhalve ongenegen
is hierover verder te onderhandelen, tenzij op meer billijke conditiën.
R6-7-1848, 5.
Inzending door Architect van bericht en advies omtrent de hen toegezonden Re
solutie van Ged. Staten, d.d. 20-6-1848, aangaande de weder afstand van het terrein
voor het in aanbouw zijnde Prov. Gerechtshof door de provincie aan de stad.
Besloten hiervan gebruik te maken bij het Rapport in Raad 7-7-1848.
R5-7-1848, 15.
Aanneming verfwerk van Provinciaal Gerechtshof voor 218,door aannemer
Johannes Christoffel Nauta. R18-4-1849, 6. 2.