329
Inzending door Gouverneur van missive van Min. van Binnenl. Zaken, aangaande
klachten, sedert een aantal jaren bij Dep. van Oorlog bijna algemeen ingekomen over de
zeer gebrekkige staat der kazernegebouwen, magazijnen en paardenstallen van het leger.
Hier niet van toepassing. 12-9-1840, 5.
Inzending door Architect van 2 certificaten van betaling wegens verrichtingen
en leverantie's voor de stad (Gasverlichting in militaire gebouwen).
Ordonnantiën opgemaakt. 12-1-1848, 12.
Kazerne Bij de Put.
De barak bij de Put ter beschikking gesteld van de Bouwkundige lekenschool.
15-11-1820, 7.
Verzoek Stads Armvoogdij een gedeelte van het huis bij de Put als Armenschool
te mogen gebruiken.
Afgewezen. 4-2-1814, 5.
Door Burgemees teren wordt aan Luit. Kolonel 3e Reg. Dragonders bericht, dat
het huis bij de Put hem ter beschikking zal worden gesteld. 19-4-1814, 13a.
Door Burgemeesteren besloten 9 nieuwe kribben d 12,per stuk te laten ma
ken voor de kazerne bij de Put. 10-11-1818, 6.
Verzoek van de Officier van Stallen en Kazernering, om in de Kazerne bij de
Put ventilatoren aan te brengen. 6-2-1819, 8.
Zo goedkoop mogelijk enkele luehtscheppingen aanbrengen. 9-2-1819, 8.
Kazerne bij de Put is aan onderhoud toe. R5-7-1819, I.
Door Burgemeesteren aan Architect opgedragen te onderzoeken of de Kazerne
bij de Put ook is te verbouwen tot een Kostschool. 24-3-182 1, 10.
Voorstel der Bouw Commissie om de Kazerne bij de Put te verbouwen tot een
Fransche Kostschool voor Jonge Heeren, wat 7.000,zal kosten.
Voorlopig in advies gehouden. R4-6-1821, 11.
Missive fungerend Commandant Stad, in antwoord op Missive dezerzijds 5-3-1823,
NI 19, houdende mededeling, dat de Kazernes bij de Put en in de Zak ongeschikt zijn voor
bestendige huisvesting van troepen, en dat zij daartoe ook niet zijn in te richten.
Door Burgemeesteren wordt vastgesteld, dat de stad ander daartoe geschikte gebouwen
niet bezit. 15-3-1823, 6.
Missive Commissaris Generaal van Oorlog, houdende afkeuring der Kazernes bij
de Put en in de Zak, en dreigende bij herhalingsoefeningen de soldaten in te kwartieren,
dan wel een gedeelte van het garnizoen naar elders te verplaatsen.
Burgemeesteren antwoorden, dat de Kanselarij niet is afgestaan, maar gelast te ontrui
men, en dat er thans verder geen gebouwen beschikbaar zijn. 29-3-1823, 6.
Mededeling door de Plaatselijk Commandant Duiker en de Kapitein Boele, dat zij
bij inspectie de Kazernes bij de Put en in de Zak in een zodanige toestand hadden gevon
den, dat deze onbewoonbaar zijn voor troepen.
Aan Architect opgedragen deze in orde te brengen. 22-4-1823, 9.
Missive Commissaris Generaal van Oorlog, bevestigende de ontvangst van Missive
dezerzijds van 22-4-1823, N184, meldende de huisvesting der troepen uit de Kanselarij
in de Kazernes bij de Put en in de Zak.
Verklaart verder, dat deze kazernes in een onbruikbare staat verkeren, en vraagt wat
totdusver aan de verbetering is gedaan.
In advies gehouden en aan Architect opgedragen een onderzoek in te stellen naar het
Arsenaal. 1.0-5-1823, 2.
Naar aanleiding van een door de Agent van Kazernering overgebracht verzoek
van de Commandant 3e Bat. 8e Afd., is door Burgemeesteren besloten om:
1 In de Kazerne bij de Put voor eetkamer onderofficieren af te staan de voor bovenka
mer, en het kamertje daarnaast voor de sergeant, wiens vrouw kookt voor de onderof
ficieren en voor het gereedmaken der menage de tweede keuken onder.
2. Deze afstand vervalt, zodra de lokalen voor iets anders moeten worden gebruikt.
3. De Commandant verklaart schriftelijk verantwoordelijk te zijn voor schade.
4-11-1823, 6.
Op verzoek van de Commandant is de bepaling 3 teruggenomen.
8-11-1823, 8.
Klacht van Abe Jacobus Posthuma, wonende Bij de Put 1244, over de bouwvallige
toestand van het gebouw naast zijn huis, behorende aan de Stad (d.i. de Kazerne bij de
Put).
In handen Architect gesteld. 10-12-1825, 20.
Hieraan kan zonder veel kosten te maken, voorzien worden.
Zal geschieden. 17-12-1825, 18.