133. hebbende algemene toelating verkregen als schoolhouderes bij de Prov. Commissie van Onderwijs in Friesland op 5-4-1837, in Frans, Hoogduits, Engels, Nederlands, Geschiedenis, Aardrijkskunde, en wel, dat de aanstelling mag gerekend te zijn ingegaan 1-8-1838, toen zij in dienst is getreden. B. en W. gemachtigd. R 20-12-1838 3# Aan Mej. J.C. Vernhout, 2e secondante aan de Franse Kostschool voor Meisjes betaald voor traktement over de laatste maanden van 1838: Fl.62,50. Dit is voldaan uit het Fonds Onvoorziene Uitgaven Begroting 1838. R 21-2-1839 23.7. Benoemd als 1e secondante op de Stads Franse Kostschool voor Jonge Juffrouwen: Mej. Zelie Roux de Chaillet, van Noyon, Kanton de Vand, bij Genève, op jaarwedde ad Fl.300,-, tot wederopzeggens toe, ingegaan 1-2-1839. 4-5-1839 13. Op haar verzoek eervol ontslag per 1-4-18^0 verleend aan Mej. Zelie Roux, 1e secondante op de Stads Franse Kostschool voor Jonge Juffrouwen alhier. 15-2-1840 9. Voorstel door Plaatselijke Schoolcommissie om bij de voorziening in de vacature voor 1e secondante aan de Stads Franse Kostschool voor Jonge Juffrouwen zich thans niet te binden aan Art. 10 van het Reglement (benoeming van een Zwitserse als 1e secondante), maar als 1e secondante te benoemen Mej. J.C. Vernhout, geb. te 's-Gravenhage, thans 2e secondante. Door B. en W. wordt geantwoord, dat zij daarmee niet accoord gaan, om nu reeds na 2 jaar af te wijken van het Reglement en tevens bezwaar maken om nu al in de Raad een wijziging van het Reglement voor te dragen. Daarom wordt voorgesteld eerst nog pogingen te doen voor een Zwitserse 1e secondante. 15-2-1840 10. Missive Plaatselijke Schoolcommissie, waarbij deze terugkomt op de voordracht ter vervulling der vacature van 1e secondante aan de Stads Franse Kostschool voor Jonge Juffrouwen, met verzoek om de voordracht nog eens in over weging te nemen, en zo mogelijk daaraan een gunstig gevolg te verlenen, of, zo niet, hun te machtigen tot het doen der vereiste afkondigingen in de nieuwsbladen. Door B. en W. wordt geantwoord, dat zij zich houden aan hun besluit van 15-2-1840, 10. Nog wordt opgemerkt, dat de beloning van Fl.300,- van Stddswege voor een Zwitserse Gouvernante niet moet worden beschouwd als traktement, maar slechts als een toelage, daar door de Kostschoolhouderes daarin op een voldoende wijze zal moeten worden voorzien. Dat verder het bezwaar tegen de ongeschiktheid van een Zwitserse secondante voor klassikaal onderwijs minder opgaat bij een bekwame schoolhouderes en dat daartegen opweegt de zuivere uitspraak van het Frans, daar de leer lingen met haar Frans moeten spreken. 10-3-1840 9. Mededeling door B. en W. van verschil van gevoe len aangaande Art. 11 van het Reglement voor de Franse Kostschool voor Jonge Juffrouwen, waarvan de Ie secondante per jaar uit de stadskas Fl.300,- geniet, de 2e Fl.150,-. Nu beweert de Plaatselijke Schoolcommissie, dat de kost— schoolhouderes onverplicht is de secondante te salariëren, maar B. en V. beweren van wel. Zij vragen de beslissing van de Raad. Stukken ter inzage van de Raadsleden gelegd, en de zaak in advies gehouden tot volgende vergadering. R 16-5-1840 1. Raad is het met B. en V. eens, dat de kostschool- houderes moet zorgen voor voldoende betaling, en dat de Fl.300,- en Fl.150,- van de stad moeten worden opgevat als toelage.

Historisch Centrum Leeuwarden

Besluiten Leeuwarden 1811-1850 (Repertorium de Roos) | 1811 | | pagina 133