Al hun verdiensten zijn opgegaan aan het onderhoud hunner
6 paarden en aan onkosten, zodat het hun onmogelijk was om,
volgens hun gewoonte, van elke reis Fl.5»- te storten in
het reservefonds, dat hun 's-winters tijdens de slappe tijd,
dient tot ondersteuning.
Door Raad besloten hun Fi.200,- toe te leggen onder voor
waarde, dat dit bedrag zal worden gestort in het reserve
fonds R 28-11-1838 12
Aan Harlinger trekschippers toegelegd Fl.200,- we
gens onkosten tijdens slatting Harlinger Trekvaart.
Voldaan uit Fonds Onvoorziene Uitgaven Begroting 1838.
R 21-2-1839 23
Klacht van Mozes Salomon Le Grand aangaande het ope
nen van een pakje met brieven van Amsterdam met de Harlinger
beurtman, en met de trekschuit naar hiergezonden
Rechterlijke vervolging is onmogelijk; daarom administra
tieve maatregel verzocht.
Medegedeeld door B. en aan B. en Harlingen.
I-12-1838 17
Antwoord van B. en Harlingen op Missive dezer
zijds 9-12-1838. No.16/933» aangaande de tegen de beurt
schipper Amsterdam-HarlingenB. ban der Meer, en de bestel
ler S.J. van der Meer, ingebrachte klachten wegens openen
van een pakje brieven en het afzonderlijk bestellen van deze
op 6-11-1838.
Blijkens deze Missive is de zaak beëindigd.
In handen Commissaris van Politie gesteld. 2-1-1839 9
Verzoek der trekschippers Leeuwarden-Harlingen om van
22-12-1838 tot 1-2-1839 dagelijks slechts 1 schip te behoeven
laten varen: 's-morgens U u. van hier en 's-avonds u. van
Harlingen.
Door B. en toegestaan, mits tijdige afkondiging in Leeuw.
Courant. 15-12-1838 17
Klacht van B. en Harlingen tegen de trekschipper
Nutte Hoedemaker, die op Vr. 18-1-1839 bij vertrek van hier
te 1 u., in het ruim zou hebben geladen 2 kalveren, zodat
de reizigers in de roef moesten, op het dek 7 varkens en in
de voorsteven 5 varkens.
Verder klacht, dat de Commissaris van het veer niet zelf de
reizigers telde, maar hun aantal vernam van de schipper.
De Commissaris, gehoord door B. en deelde mede, dat bij
het vertrek geen kalveren in het ruim waren, terwijl vee
op dek en in voorsteven niet verboden is.
Hij telt de reizigers altijd zelf.
Dit berichten aan B. en Harlingen. 26-1-1839 5
Antwoord B. en Harlingen. 2-2-1839 7
Verzoek der gezamenlijke trekschippers Leeuwarden-
Harlingen 1e ondertekenaar H. van der Meulen)om gedurende
6 zomermaanden, wanneer de avondbeurt van 10 u. van hier
wordt waargenomen, des 's-morgens te 8 u, inplaats van te
9 u. te mogen afvaren.
Door B. en in verband met Missive Commissaris van Politie,
B. en Harlingen en B. en Franeker berichten, dat te
gen dit verzoek bezwaar bestaat, zodat het wordt afgewezen.
II-k-18^0 5
Mededeling door B. en Harlingen van ingekomen
klacht van de trekschippers H. van der Meulen en R. Eyge-
laar tegen de schipper der barge, waardoor op 17-6-18^0
alhier boter is aangevoerd, in strijd met het Reglement,
bestemd voor Harlingen.
Missive Commissaris van Politie in verband hiermee.
Door B. en in advies gehouden. ^-7-1840 6
Mededeling door B. en Franeker van een ingekomen
klacht van de trekschippers Dirk Doekes Monsma en Steven Jans
Boersma, wegens het toewijzen van een wonnenvracht voor Dei-
num door de Commissaris der trekschepen alhier aan de Har
linger schippers.