Mededeling B. en W. Harlingen, dat door hen als trek
schipper Harlingen-Leeuvarden is benoemd: Jacobus Jans Bon-
nema.
Medegedeeld aan Commissaris van Politie en aan Commissaris
trekveer. 1^-4-18^9 9
Verzoek van Severinus Velt, zonder beroep alhier,
om toelating als trekschipper Leeuwarden-Harlingen,
Toegelaten. 6-6-18^9 12
Door B. en V. op zijn verzoek toegelaten als trek
schipper Leeuwarden-Harlingen; Frans Cornelis van der Vorm,
schippersknecht te Franeker. ^-7-18^9 12
Verzoek van Hendrik Panhuis, koopman alhier, om toe
lating als trekschipper Leeuwarden-Harlingen.
Toegelaten onder voorwaarde, dat hij vooraf voldoende proe
ven van bekwaamheid als schipper geeft. 26-9-18^9 10
Aangezien aan de gestelde voorwaarde is voldaan, de
finitief aangesteld als trekschipper. 28-11-18^9 11
Door B. en V. op zijn verzoek toegelaten als trek
schipper Harlingen-LeeuwardenPieter Visser. 17-11-18^9 9
Verzoek door Martinus Matthijssen, winkelier alhier,
om toelating als trekschipper Leeuwarden-Harlingen.
Op grond van rapport Commissaris van Politie, dat betrok
kene zijn zedelijke en maatschappelijke toestand aanbeve
lenswaardig is, maar onbedreven in het varen, is door B. en
W, het verzoek aangehouden totdat verzoeker bewezen heeft
voldoende kennis daarvan te hebben gekregen. 6-3-1850 16
Verzoek van Jacob IJdes Miedema, koopman te Oenkerk,
om toelating als schipper in het trekveer Leeuwarden-Har-
1ingen.
In verband met antwoord van bestuur van Tietjerksteradeel
op Missive dezerzijds 31-1-1851» No.l6/l67» toegelaten.
8-2-1851 2b
Verzoek van Rinze Ronnes alhier, om toelating als
schipper in het trekveer Leeuwarden-Harlingen.
Toegelaten. 25-2-1851 28
Verzoek van Lambertus Onnes om toelating als trek
schipper Leeuwarden-Harlingen.
Door B. en V. afgewezen wegens minderjarigheid van verzoeker.
2-7-1851 21
Barge Leeuwarden-Harlingen.
Toezending door Gouverneur van verzoek aan Z.M. door
J. Huidekoper tot inleggen van een barge H^rlingen-Leeuwar-
den, in aansluiting op de stoombootdienst
B. en V. antwoorden dat, hoewel verzoeker zich had moeten
wenden tot beide stadsbesturen, zij toch, ter bespoediging
der zaak, gunstig adviseren, met een enkele opmerking over
het stellen van een Commissaris. 25-^-1829 2
Missive B. en V. Harlingen houdende, dat Gouverneur
verlangt een Reglement voor de bargedienst. 23-5-1829 8
Vaststelling van een Reglement voor de bargedienst.
25-5-1829 9
Voorstel door B. en Harlingen van een gewijzigd
tarief.
B. en W. alhier gaan hiermede accoord. 6-6-1829 8
Informatie door B. en W# Harlingen naar het gevoelen
van B. en W. alhier in verband met het verzoek van Huidekoper
en Zeilmaker om een bargedienst op Harlingen te openen.
B. en W. antwoorden, dat het vergunningsrecht aan beide
steden toekomt, (Art.1 en 6 van K.B. 2-8-1818. St.No.33)
maar dat hier de betrokkenen zich tot Z.M. hebben gewend.
Wel kan thans een provisionele vergunning worden verleend;
dit kan buiten de Raden van beide steden om. 13-6-1829 5