570
Benoemd als R.K. Collecterend Armvoogd:
Johannes de Boer,
G. du Chateau,
L. Kufferath,
E. de Haan,
R. Terhorst, ter vervanging der per 1-1-1838 aftredenden.
9-1-1838 5.
L. Kufferath verzoekt ontheffing.
Verzoek afgewezen, aangezien er geen voldoende reden voor was en wegens
de nadelige invloed op andere verkiezingen. 27-1-1838 14.
Benoemd als R.K. Collecterende Voogden:
T. Tjekema,
W. Doodkorte,
E. Beekes,
B. Muller,
G. Vergnes, ter vervanging der per 1-1-1839 aftredenden.
8-1-1839 8.
Idem van:
P. Rooswinkel,
C. ten Brink, om terstond in functie te treden.18-1-1840 14.
Benoemd als R.K. Collecterende Voogden, ter vervanging der
per 1-1-1840 aftredenden:
H. van Erp,
W. Bredemeyer,
J. de Haan,
F.A. Heisters,
J. Doodkorte,
J. Reekers,
J. Radersma. 9_1_184] \j m
Verzoek Bredemeyer om benoeming' in te trekken.
Afgewezen wegens consequenties bij andere benoemingen. 6-2-1841 21.
Benoemd als R.K. Collecterende Voogden:
B.R. de Boer,
F.S. Terhorst,
J. Vergnes,,
J. Reasken, inplaats van de per 1-1-1842 afgetreden leden.
8-1-1842 11.
Benoemd als R.K. Collecterend Armvoogd: E. Sauveur, inplaats
van J. Vergnes, die naar elders is vertrokken. 9-4-1842 19.
Aangesteld als R.K. Collecterende Voogden, inplaats van de
per 1-1-1843 aftrededen:
Jr. J. de Haan Hettema, en
G.M. Vergnes. 31-12-1842 20.
Benoemd als R.K. Collecterende Voogden, ter vervanging van
de per 1—1—1844 afgetreden leden:
Jacobus Martini,
Jan Radersma Wzn.,
Hermanus van Marcke, om dadelijk in functie te treden.
6-1-1844 16.
Klacht van R.K. Collecterende Voogden over hun medelid:
B. Mulder. Verzocht wordt deze te ontslaan.
Betrokkene wordt in B. en W. ontboden voor onderzoek. 12-8-1844 10.
Beide partijen zijn tot elkaar gekomen.
Beschuldigde is bereid de boete ad fl.0,60 (niet fl.6,60, gelijk hij
zeide gevorderd te zijn), te voldoen. 31-8-1844 16.
Mededeling door R.K. Collecterende Armvoogden om wat tussen
he en B. MULDER is voorgevallen, na de ontvangst van het Besluit van
B. en W. van 31-8-1844. 16.
Verzocht wordt betrokkene alsnog te ontslaan.
Aangezien B. Mulder bij Besluit van B. en W. van 8-1-1839. 8 is benoemd,
waarvan zijn continuatie per 1-1-1844 bij B. en W. niets is bekend, ant
woorden B. en W. dat zij om deze reden ook geen ontslag kunnen verlenen.
Voogden worden geadviseerd in het vervolg geen continuaties stUzwijgend
aan te gaan, teneinde moeilijkheden te voorkomen. Bij andere Colleges
geschiedt dit ook niet. 21-9-1844 18.