12.
Door B. en W. besloten deze Missive als ongezegeld, buiten be
spreking te bouden, maar de zaak in de Raad te brengen.
11-8-1832 ik.
Verzoek van ALEXANDER MENTZtot nu toe eerste be
diende in de Bank van Lening alhier, om bij eventueel vacant
worden hiervan te worden belast met de directie onder toezicht
en verantwoording van B. en W.
In advies gehouden tot hierover wordt beraadslaagd.
R. 15-8-1832 2.
Mededeling van S.B. STXENSTRA en P. KOUMANS SMEDING
aangaande de achterlijke boedel van JOHANNES HENDRICUS MENTZ,
bankhouder alhier.
Commissie stelt voor de Bank te liquideren.
Raad stemt daarin niet toe, en verklaart het contract van
28-9-1816 te willen handhaven.
Voor de baraadslaging hiervan verlieten de zitting als verwanten,
of bij de zaak belanghebbenden: J. VITRINGA-COULONC.C. FEDDES
ALBARDA, W.H. SURINGAR, J. EEKMAN.J. DIRKSR. 15-8-1832 6.
Toezending door B. en van Alkmaar van inlichtingen
aangaande de Bank van Lening aldaar, in antwoord op Missive
dezerzijds van 13-8-1832. No.538.
Besloten tevens inlichtingen te vragen bij Arnhem, waar dezer
dagen een verpachting plaats heeft. 18-8-1832 10
Antwoord van Arnhem op Missive dezerzijds van 21-8-1832.
1-9-1832 16
Verzoek der Raadsleden: J. Vitringa-Coulon, Claas Cor-
nelis Feddes, Albarda, W.H. Suringar, J. Eekma en N.J. Dirks,
die in de zaak van de Bank van Lening de vergadering moesten
verlaten, op grond van Art. 65 van het Reglement, om aan Z.M.
uitlegging te vragen van Art.6b, aangaande het aantal leden,
dat aanwezig moet zijn voor een besluit.
Besloten een verzoek aan Z.M. te richten. R. 3_9_1832 10
Voorstel van Raadslid W.H. Suringar om door een Raads
commissie te doen onderzoeken de vraag of het al dan niet in het
belang der ingezetenen is om een Bank van Lening voor Stadsreke
ning te exploiteren.
Daar de Bank tot 1837 is verpacht en de Raad besloten heeft het
contract te handhaven, kan deze vraag slechts in algemene zin in
studie worden genomen. Daartoe zijn als Commissie benoemd:
A. KLAMP, N. FOCKEMA, O.P. WALLER en B. DORHOUT. R. 3-9-1832 11
Rapport met bijlagen, hiertoe strekkende om aan te to
nen, dat exploitatie door de gemeente niet voordeliger is dan
verpachting. R.10-12-1832 9»
Advies van W.H. Suringar, waarin wordt aangedrongen de
Bank niet te verpachten.
Ter Secretarie ter lecture voor de leden gelegd. R.24-12-1832 2.
Voorstel door Burgemeester om, indien mocht worden be
vestigd dat bij de Bank van Lening geen leleningen meer worden
gedaan, dus de pachter nalatig blijft, en ook de borgen niet
genegen zijn hiertoe, deze in rechten aan te spreken tot vol
brenging van het contract van 28—9—1816.
In advies gehouden. R. 3-9-1832 12.
Mededeling, dat de houder der Bank van Lening MENTZ
heeft opgehouden beleningen te doen; deze komt daardoor het
contract van 28-9-1816 niet na.
Aan de procureur Mr. C.C.C. WARMOLTS opgedragen het nodige onder
zoek te doen, en besloten zonodig rechtsmiddelen toe te passen.
5-9-1832 1.
Door Raad besloten bij b rechtsgeleerden:
Mr. B. ALBARDA, Mr. G.L. FEYENSMr. C.C.C. WARMOLTS en Mr.
I. TELTING, rechtskundig advies in te winnen hoe te handelen
met de Bank van Lening.
J.M. MENTZ heeft in 1816 gecontracteerd voor 12 jaar en 8 keur-
jaren. Hij heeft een grote achterstand en de crediteuren hebben
zich in het bezit der Bank gesteld buiten de stad om. Zij los
sen alleen panden tegen betaling van het voorschot, maar nemen
geen beleningen aan.
J.H. MENTZ heeft voorgesteld, dat zijn zoon ALEXANDER MENTZ hem
zal opvolgen. R. 2^-9-1832 6.