Rapport door President-Burgemeester, dat hij en de
Raadsleden P. CATS en J. DE HAAN aan de Ontvanger hebben ter
hand gesteld uit de gelden van de Bank van Lening f150.200,-
tot aflossing van uitgelote obligatiën. 22-4-1817 15»
Door Raad besloten de Commissarissen der Bank van
Lening te verzoeken de Rekening van de kassier POSTHUMUS spoe
dig af te sluiten. R. 1-9-1817 2.
Besloten om uit de gelden van de gewezen Bank van Le
ning fl7100,- voor een aflossing te gebruiken. 6-1-1818 6.
Aangezien uit de Rekening van C. POSTHUMUS blijkt, dat
J.L. FLORISSON, predikant te Eeeen schuld heeft bij de Bank
van Lening van fl.300,- sedert 1816, is besloten deze aan te
schrijven dit bedrag terug te betalen. 10-1-1818 9»
Betrokkene verzoekt 6 weken uitstel.
Dit wordt geweigerd; hij moet voor 6 Febr. betalen. 27-1-1818 3.
Hij zendt fl.157»- ter inning bij de Rijks Betaalmeester
Verzocht wordt een staat der interesten op te maken. y_2_i8l8 7
Verzoek van J.F. DU PON, voormalig onder-kassier in de
gewezen Stadsbank van Lening, om pensioen of een betrekking.
In advies gehouden. 13-3-1819 17»
Missive van J.H. MENTZhouder der Bank van Lening,
waaruit blijkt, dat over 1818 goederen ter waarde van fl.206-17-6
niet zijn afgehaald. Verzocht wordt dit bedrag aan de Stads Arm-
voogdij te geven, onder korting der fl.88-16- voorgeschoten gel
den voor verbetering van het Tolhuisdijkje naar de Snekertrekweg.
In advies gehouden. 25-3-1820 12.
Rapport, dat door Commissarissen van de Bank van Lening
bij de Ontvanger is overgestort fl.1017-5-6, en bovendien nog
een ontvangst van F. DU PON, groot fl.50,-.
Besloten dit te gebruiken ter aflossing van 2 obligatiën ad
fl.500,-. 4-8-1821 7.
Rapport van Commissarissen der Bank van Lening in li
quidatie. R. 6-8—1821 9»
Verzoek van JAN FRANSISCUS DU PON, over 18141815 en
1816 werkzaam geweest onder C. POSTHUMUS aan de Bank van Lening,
om betaling voor werkzaamheden, door hem verricht bij de liqui
datie van de Bank van Jan.-Sept. 1816. 1-9-1^21 12.
Mededeling in Raad. R. 3-9-1821 6.
Toezending door Gouverneur van een staat met instructie,
om daarop in te vullen gegevens van de Bank van Lening, waarna
terugzending30-11—1822 9
Missive van J.H. MENTZ, bankhouder, waarin deze ver
klaart bezwaar te hebben tegen het invullen der tabellen met
de gevraagde inlichtingen.
In advies gehouden. 7-12-1822 9
Inzending der zoveel mogelijk door de Secretaris inge
vulde stukken bij de Gouverneur. 9-12-1822 7»
Verzoek door Gouverneur om toezending van een afschrift
van het pachtcontract van de Bank van Lening van 28-9-1816.
2-6-1823 8.
Aangezien blijkt, dat de pachter der Bank van Lening
JOHANNES HENDRIKUS MENTZ zich niet heeft gehouden aan de publi
catie der Staten van Vriesland van 5-7-1736, Art.5 en 6, is be
sloten deze aan te schrijven van de verkopingen kennis te geven,
en een lijst van het sedert 1817 verkochte in te leveren ter
verrekening. 23-8—1823 16.
Inzending door J.H. MENTZ, houder van de Bank van Le
ning, van 4 lijsten van overgeschoten gelden van verkochtte
panden in 1819» 1820, 1821 en 1822, samen f1736-16-14tevens
verzoekende te mogen weten waar hij deze gelden moet storten.
Bij deze laatste wordt fl.88,16 afgetrokken, als voorschot voor
het ophogen van het Sneker Dijkje in 1818.
De afrekening wordt door Burgem. bepaald op Vr. 24-10-1823»
Voor het 2e gedeelten wordt Burgem. ROMKES belast met de ver
betering van dat dijkje, verzocht de betreffende stukken ter
tafel te brengen. 18-10-1.823 16.
Verzoek van J.H. MENTZ, houder der Bank van Lening,
om enige defecten aan het gebouw te herstellen.
Gesteld in handen van Architekt. 18-10-1823 15»