'T KLEINE KRANTSJE
Zou er ooit in Leeuwarden een buurt zijn geweest,
waar de lieve jeugd zich fijner kon uitleven, dan bij de
Boterhoek met al z'n hoeken en gaten en stegen en
sloppen en met een stuk grasland voor de deur, waar
aan geen andere hoek van de stad ook maar kon tip
pen? Het is geen wonder, dat er nog zo vaak verhalen
de ronde doen over jeugdbelevenissen, waarbij ook de
Oldehove wordt genoemd en waarin met een zeker
respect gesproken wordt over het Oldehoolsterkerkhof
als een machtig punt van samenkomst voor de hele
jeugd, die werd grootgebracht in de schaduw van de
Keren we terug tot de meer
blijvende attracties van de
buurt, dan moeten we het nu
nodig hebben over het spel,
dat onder de wat wonderlijke
naam „Gooi cent onder!" al
gemeen bekend was bij de
jeugd.
„Gooi cent onder!" werd
van de begane grond af ge
roepen naar de mensen, die de
Oldehove hadden beklommen
en nu genoten van het prach
tige vergezicht. Wie wat spor
tief was greep dan de porte-
monnaie en wierp een paar
centen de diepte in. De jon
gens en meisjes aan de voet
van de Oldehove zagen de
munten aankomen en staken
hun handen uit om ze op te
vangen, maar altijd kwamen
de centen op een andere
plaats terecht, dan ze hadden
gedacht.
Dan werd het een hele of een
halve vechtpartij om de be
geerde buit in bezit te krijgen
en veel groter dan de oogst
vas vaak de schade aan de
kleren, want vooral de lange
kousen wilden wel stukschu-
ren op het scherpe grind.
Ook viel er wel eens een
druppeltje bloed, wanneer er
wat te fel naar de geldstuk
jes werd gegraaid, maar be
slist overdreven was het bloe
dige verhaal van de ouwe
Door zijn lichaamslengte een
opvallende verschijning in de
buurt van de Oldehove was
„Kleine Gerrit". Gerrit kwam
uit Alkmaar, maar hij heeft
vele jaren in Leeuwarden ge
woond; de laatste jaren in De
Terp, het tehuis voor bejaarde
mannen in het Sint Jobsleen.
Hij ging met een bij zijn fi
guur passend minuscuul trom
meltje met garen en band
langs de deuren. Nu zullen
we „Kleine Gerrit" niet meer
kunnen zien: hij overleed en
kele jaren geleden in Drente.
oude toren.
!Het Oldehoofsterkerkhof, of
beter gezegd de voormalige
begraafplaats, want van een
kerkhof was al lang geen
sprake meer, was niet alleen
het domein van de geiten van
De Spiekerbak en van de
mannen, die werkten op de
lijnbaan van Morrema, zoals
we in de vorige nummers van
't Kleine Krantsje hebben ge
zien, het was ook het domein
van de jongens en meisjes uit
de buurt, die er het grootste
kattekwaad afwisselden met
het onschuldigste kinderspel.
Op de foto van de lijnbaan,
die we eerder in deze rubriek
hebben afgedrukt, konden we
de lijnbaansknechten Johan
nes Gutman en Berend Be
rends aan de arbeid zien, zon
der dat ze werden gestoord,
maar dat mocht haast wel
toevallig worden genoemd,
want groot was gewoonlijk de
belangstelling van de op
groeiende Butterhoeksters
voor de tientallen meters
lange hennepdraden en om
dat sommige meisjes abusie
velijk dachten, dat het voet
pad juist onder die draden
doorliep, raakte er niet zel
den een hoofd, met lang haar
in het hennep verward.
De hele touwslagerij kwam
dan stil te liggen en geen en
kele krant heeft ooit het oor
deel durven af te drukken,
dat er dan uit de mond van de
getreiterde knechten kwam
SOok wanneer een belhamel
op de onzalige gedachte kwam
de hennepdraden opzettelijk
Zo zagen de mensen op de Oldehove vroeger de huizen van de Boterhoek: als blokkedoosjes
zijn ze weggedrukt tegen het bolwerk van de Noorderplantage. Links zien we de Korstbijter.
steeg en het Brandjeklooster, in het midden staat het (hoge) huis, waarin tot voor kort de
torenwachter woonde. Van al deze huisjes staan er nu geen twee stenen meer op elkaar.
door te snijden klonk er over
de oude begraafplaats een
krachtige taal en het duidelij
ke medeleven van Vrouw
Makkum (de vrouw van Gut
man, die zelf uit Makkum
kwam) betekende in die ge
vallen maar een schrale
troost.
Alleen onder schooltijd kon
den de touwslagers nog wel
eens wat opschieten en de
oudere voorbijgangers bleven
dan graag eens even staan
om de mannen aan het werk
te zien: heel langzaam achter
uitlopend met de hennep om
hun middel sponnen ze dan
het touw, terwijl in het lijn
baanshuisje een van De
Zeven Huuskes een jongen
een reusachtig rad ronddraai
de aan het rad zaten drie
kleine wieletjes voor de bun
deltjes hennepdraden
Zo maakten de touwslagers
hun driedraads paktouw,
maar ook werd er wel dikker
schipperstouw gemaakt: dat
kwam, zodra het gesponnen
was, in een pot met teer. Een
maal raakte dje teerpot in
Ook dit is een historische plaat: niets is er meer over van de huizen, die we hier zien afge
beeld. De fotograaf heeft op het Oldehoofsterkerkhof gestaan hij nam de achterkant van
de huizen van het Heer Ivostraatje, ofwel het Surivestraatsje, zoals de echte Butterhoeker het
zegt. Het meisje op de voorgrond is Sjoukje, een dochtertje van de lompenhandelaar Harms,
de heren in het midden zijn vader en zoon Boomsma en een vriend van de zoon, de dames op
de achtergrond zijn Boomsma's vrouw, en schoonzuster Anne Wierda en „Vrouw Veltman".
Vrouw Makkum de poes
mei de poppe-eechjes. De kat
was weg en omdat de familie
Gutman erg op het bezit van
het beest was gesteld, sloeg
de halve Boterhoek naarstig
aan het zoeken. Tenslotte
kwam het arm'e dier voor de
dag: „so plat as een dubbelt-
sje" de mannen van de
lijnbaan hadden kisten op el
kaar gestapeld en daar was
poes onder verzeild ge
raakt.
Een gelukkiger slot had een
andere speurtocht in de Bo
terhoek, maar veel erger v/as
toen de buurt in rep en roer:
bij het gerucht namelijk, dat
een kind, van Trien Kramer
uit De Gouden Leeuw ver
dwenen was en stellig ver
dronken moest zijn. Ook toen
kwamen er tientallen hulp
krachten in actie en ze zoch
ten zich een hoedje, tot bleek,
dat het verloren schaap in
een vergeten hoekje lag te
slapen thuis, in De Gouden
Leeuw.
Butterhoekster, die in de fa
miliekring vertelde, dat er
eenmaal bij de Gooi-cent-on-
der-spel „een heel gezin naar
beneden komen" is. „In de
muur van de Oldehove zit nog
een gedenksteen" vertelde hij
er bij
brand en een geschrokken
Gutman smeet er haastig een
paar emmers water op. Het
vuur wakkerde toen nog meer
aan, waarop de toegesnelde
„jongeheer" Morrema verbijs
terd vroeg „Je hebt er toch
geen water opgegooid?"
„Welnee meneer" antwoordde
Gutman, „alleen maar zand,
allemaal zand". „O, dan is
het goed" reageerde toen de
jongeheer Morrema.
Een tragischer geschiedenis op
de lijnbaan betrof de kat van