'T KLEINE KRANTSJE
VLAK VOOR DE TWEEDE WERELDOORLOG UITBRAK EN NIET LANG NA EEN MYSTERIEUZE BRAND IN EE
DEN EEN BRANDSTICHTING PLAATS, DIE ALS EEN VAN DE GERAFFINEERDSTE MISDRIJVEN, IN DIT GE
INGEGAAN. NU DE HOOFDPERSONEN VAN DU MISDRIJF NIET MEER IN LEVEN ZIJN, HALEN WE DE HERI
DE NAMEN VAN DE BEIDE VERDACHTEN, DIE ER IN VOORKOMEN, ZIJN GEFINGEERD. OOK DE DRIE GE
FANTASIENAMEN VOORZIEN. OVERIGENS IS ALLES GEBEURD, ZOALS HET BESCHREVEN IS IN DIT VERH
Piet Zondernaam....
„DE WANDELENDE
stak nog één keer de bra
De meeste Leeuwarders slie
pen nog, toen op de vroege
zaterdagmorgen van de 15e
juli 1939 brand uitbrak in het
pand van het Nationale Red
dingsleger aan de noordzijde
van de Tuinen. De beide jeug
dige bewoonsters van het
huis waren echter juist ont
waakt, toen het geknetter van
de vlammen tot hun slaap
kamer doordrong en een
zwarte rook door de kieren
van de deur heenkrengelde.
Nog net op tijd konden ze
via de brandende woonkamer
ernaast het bedreigde huis
ontvluchten. De onmiddellijk
gealarmeerde brandweer
kwam daarna snel ter plaat
se en doofde het vuur, voor
de vlammen ernstige ver
woestingen in het huis had
den kunnen aanrichten.
Zonder twijfel zou deze
brand aan de Tuinen van nu
een kwarteeuw geleden als een
weinig betekenende gebeur
Dit is het pand, waarin het vuur de levens van twee meisjes
bedreigde. Ten tijde van de brand zat het Reddingsleger er in;
tot voor kort was het kantoor van het Dagblad Ons Noorden
er nog gevestigd. De fiets staat voor het smalle steegje tus
sen het bedreigde en het belendende pand. Hier stak het
ijzerdraadje naar buiten: een rukje er aan en de boel vloog
in brand!
tenis in het dagrapport van
de politie zijn vermeld, wan
neer de recherche niet on
middellijk de oren had ge
spitst, toen ze hoorde wie de
eigenaar was van dit huis.
Deze eigenaar immers had
enkele maanden eerder in zijn
winkel in de Sint Jacobsstraat
ook brand gehad, hij droeg
dezelfde naam van de man,
die als brandstichter bij de
justitie al een reputatie ge
noot en deze brandstichter
was z'n broer.
Een wonderlijke, kruitdamp
achtige geur in het huis deed
de recherche dadelijk een be
paalde verdenking koesteren
en voor de zon op deze zo
merdag op z'n hoogste punt
stond, ging de politie al
over tot de arrestatie van de
ze broer, de 51 jarige bouw
kundige Jan Zondernaam.
Het eerste verhoor, door de
Commissaris van Politie C.
Kool, leverde geen aanwij
zingen voor een opzettelijke
brandstichting op: de heer
Zondernaam zei er geen idee
van te hebben, hoe de brand
kon zijn ontstaan hij sliep
nog, toen op het politiebureau
de brandmelding kwam.
Ook de volgende (zon)dag, na
een bezoek aan het perceel in
gezelschap van de heer Kool,
de Rechter Commissaris, Mr.
H. W. Schipperijn, de Offi
cier van Justitie, Mr. P. P. H.
Nooren, de Gerechtelijke ex
pert, Dr. T. W. Hesselink en
de rechercheurs P. Zijlstra en
J. Glastra, ontkende de ar
restant, dat h;; het huis in
brand had gestoken en dat hij
iets zou weten van de oor
zaak van de brand.
Nog dezelfde dag evenwel le
verde het politieonderzoek
buitengewoon interessante en
belangrijke resultaten op. De
rechercheur Glastra, belast
met het eerste onderzoek op
de plaats, waar het vuur had
gewoed, ontdekte tot z'n ver
rassing in het uiterst smalle
steegje tussen het huis cn het
belendende pand een paar
stokjes, die kennelijk door
mensenhanden tussen de bei
de muren waren geklemd.
Over deze latjes heen lag een
dubbele draad ijzergaren,
waarvan het ene eind in een
laag van wel een halve me
ter drek verdween en het an
dere door de plank heenstak,
die aan de straatzijde voor
het steegje zat.
Voorzichtig in de modderbrei
tastend vond de heer Glastra
verder een sigarenkistje met
een vreemde witte substantie
erin en een aantal kokertjes
van celluloid.
Het was de apotheker Cath,
die de vermoedens van de
rechercheur spoedig kon be
vestigen: het witte goedje was
ongebluste kalk en de gele
straal, die er door liep moest
van fosfor zijn.
Een mededeling van de bei
de meisjes van het Reddings
leger, dat de heer Zonder
naam op de dinsdag voor de
brand enkele uren in het huis
had vertoefd om er op de
plaats, waar later de brand
was ontstaan herstelwerk
zaamheden aan de betimme
ring te verrichten, deed de
verdenking tegen de arres
tant nog aanzienlijk groeien,
maar aan een bekentenis
dacht de heer Zondernaam
geen moment.
Wel wilde hij toegeven de
latjes tussen de muren van
het steegje te hebben ge
klemd, maar dat was gebeurd
„om de muur te stutten", zo
als hij zei.
Intussen maakte de recher
cheur Glastra in de brand
weerkazerne een copie van
de installatie, die hij in het
steegje had aangetroffen. Hij
vulde eveneens een sigaren
kistje met ongebluste kalk,
zette er een celluloid koker
tje met water en fosfor op
en bevestigde aan dit koker
tje een draad.
Toen hij er aan trok duurde
het maar even of het kistje
vloog met een doffe plof in
brand. Een tweede proef, voor
de ogen van de heren Noo
ren en Kool, bracht hetzelfde
resultaat: weer ontbrandde
de fosfor door de grote hitte
in de ongebluste kalk. Het
was bij deze gelegenheid, dat
de Officier van Justitie, Mr.
Nooren plechtig beloofde, de
man, die hij „DE WANDE
LENDE FAKKEL" noemde,
eindelijk eens te zullen krij
gen!
Nogmaals aan de tand ge
voeld en geconfronteerd met
het restant van de draad ijzer-
garen, kon de heer Zonder
naam nu niet langer ontken
nen: hij gaf toe, dat hij op
de dinsdag voor de brand de
vernuftige installatie, na het
wegbreken van de betimme
ring, achter een luik in de
steeg had geplaatst en wel
met de bedoeling na een week
of zes wanneer het huis
onbewoond zou zijn brand
te stichten in het pand. Als
bouwkundige zou hij dan wel
van zijn broer de opdracht
krijgen het huis weer op te
bouwen. Maar wie nu aan de
draad had getrokken? De heer
Zondernaam zou het niet
kunnen zeggen. Zelf sliep hij,
toen de brand ontstond
Terwijl Jan Zondernaam, nu
beschuldigd van opzettelijke
brandstichting, in afwachting
van de berechting door de
rechtbank z'n dagen door
bracht in het Huis van Be
waring te Leeuwarden, kwam
zijn broer, Piet Zondernaam,
de eigenaar van het pand aan
de Tuinen, in contact met de
opperman Bouwstra, die
Rechercheur J. Glastra: hij
vond de resten van het inge
nieuze apparaat, waarmee de
brand werd gesticht.
woonde in een huisje Achter
Tulpenburg.
De heer Zondernaam wilde de
opperman het door de brand
beschadigde huis wel laten
opknappen, maar zou Bouw
stra dan ook wat voor de
Zondernamen willen doen?
Zou Bouwstra, die aanstonds
als getuige in deze zaak voor
de rechtbank kwam, willen
verklaren, dat hij Bouwstra
aan de draad had getrok
ken? Dan zou Jan Zonder
naam, voor wat de beschuldi
ging van de brandstichting
betreft, vrijuit kunnen gaan!
De heer Bouwstra, die nog
een bedrag van twaalf gulden
van de heer Zondernaam had
te vorderen, en bang was bij
weigering dit geld niet te
zullen krjjgen, antwoordde