GEEN INRICHTING MEER MAAR EEN GROOT GEZIN GESCHIEDENIS VAN HET O.B.W. WEESHUIS VAN NU 'T KLEINE KRANTSJE 6 Funktie Vader en moeder Zijn er nog wezen in Leeuwarden? Zijn er nog weeshuizen in Leeuwarden? Iedereen zal weten dat op de Nieuwestad het grote en statige gebouw staat van het Old Burger Weeshuis. Maar wat gebeurt er achter die forse, bijna plechtige deur met zijn glimmend gepoetst koper? Kort gezegd dit: „niets meer dat strookt met onze vastgeroeste ideeën over een weeshuis." Vader A. Bergsma van het Old Burger Weeshuis zegt er het volgende van: „Ik ben geen directeur van een inrichting, een weeshuis is tegenwoordig geen inrichting meer". Het is als in een groot gezin. De zestien wezen leven samen als in een groot gezin. Het keurslijf van disciplinaire maatregelen is afgeworpen. Zelfs het grauwe masker heeft het tegenwoordige weeshuis afgedaan. Niemand merkt een weeshuis meer op. Velen weten zelfs niet meer of er nog wel een is. Vroeger werd iedereen er keer op keer mee geconfron teerd: wanneer er een jongen met een rood petje en een zwarte band of een meis je met oorijzers en lange zwarte rokken met een witte schort voorbijkwam. Het Old Burger Weeshuis is in de 16e eeuw gesticht. Auck Peters dochter, huisvrouw van Lïeuwe Lieuweszoon trok zich het lot aan van de „arme weskinderen" of „ellendighe wes- kens". Bij haar leven deed zij dit door ouderloze kinderen in haar huis op te nemen; later legde zij in haart testament de stichting van het weeshuis vast. Vader en Moeder Bergsma, die nu aan het hoofd staan van het weeshuis, kunnen er gezellig over babbelen. Watje daar direct bij opvalt is de huiselijkheid waarmee alles gepaard gaat. Zij spreken over „hun" kinderen en we ten van ieder de mogelijkhe den en moeilijkheden. Het is als een groot gezin, waar toch ook enige orde en tucht moet zijn om alles in het gareel te houden. Alles geschiedt op basis van vrijwilligheid. Nie mand wordt meer gedwongen een weeshuis in te gaan. Ech te wezen zijn er trouwens ook niet meer. Van de 16 jongens en meisjes die het weeshuis nu bevolken is er geen bij die echt wees is. De meesten zijn half wees. Bijzondere omstan digheden maken dat de al leenstaande vader of moeder zich moeilijk met de opvoe ding van hun zoon of dochter kan bezighouden. Rang, stand, geloof of woon plaats zijn verder geen pun ten van discussie. Wel zal de Vader bij de toelating letten op het gedrag en de geestelij ke gesteldheid van d,e jongen of het meisje, dat hij straks onder zijn hoede krijgt en zich moet aanpassen aan die ande re huisgenoten. Zou hij of zij dat kunnen? Een enkele keer zal het gebeuren d,at de kan didaat beslist niet opgeno men kan worden. Dit blijft echter een uitzondering. De kinderen krijgen een Neder lands Hervormde opvoeding in het O.B.W. Eenmaal in de veertien dagen gaan ze zon dags naar de jeugddienst. Verder is de gang van zaken in het weeshuis enigszins ge bonden aan regels. Dat zou ook niet anders kunnen, 's Avonds rondslenteren op de Nieuwestad is er bijvoor beeld niet bij. Wel mogen de jongens lid worden van sport verenigingen. Als ze 18 jaar zijn is de zaterdag en zondag ook voor henzelf, maar jon ger, worden ze zoals elke verstandige huisvader dat zou doen, nog een beetje aan d,e leiband gehouden. In het ge bouw zelf kunnen de jongens en meisjes zich naar alle zij den ontplooien. Er zijn ont spanningsmiddelen in over vloed, terwijl ook hobbies be oefend kunnen worden. Daar naast is er behalve de gezel lige recreatiezaal voorzien van pick-up en radio ook een studeerkamer. Onderricht en opvoeding komen geheel voor rekening van het Wees huis. Iedere wees krijgt de opleiding die in zijn eigen vermogen ligt. Men kan zich afvragen of een weeshuis eigen lijk nok wel een wezen lijke funktie heeft in de twin tigste eeuw. Allereerst is het zo dat de naam weeshuis de lading niet meer dekt. Metd.e naam weeshuis denkt men nog teveel aan een inrichting, waar het niet prettig is te ver keren. Een tegenwoordig weeshuis is geen inrichting meer. Het is echt een „thuis" voor de kinderen. Het Old Burger Weeshuis aan het Zaailand in 1945 in brand gestoken door de vluchtende Duitsers. Op 1 mei 1535 nam zij gast vrij kinderen op. Drie jaar later kwam zij te overlijden. Zij liet bijna haar gehele be zit na voor de verzorging van weeskinderen: „twee hüsen mit schur ende hoef" op de Weerd. In het testament, dat dus de fundatiebrief van het tegenwoordige Old Burger Weeshuis is, stelde zij een eenvoudig reglement op. Hierin stond te lezen, dat de kinderen eenvoudig eten moesten hebben, „mar die buck vol". Het goede voor beeld van Auck Petersdoch ter werd door vele stadgeno ten gevolgd en de legaten van vermogenden stroomden bin nen. De voogden kregen iets meer armslag en konden meer kinderen opnemen. De naam van de stichteres is bijna vergeten, maar d,e naam van een andere weldoener, Mr Eelco van Haersma, die in 1788 het weeshuis „sathen en landen" schonk tot een be drag van 50.400.(voor die tijd een kapitaal) leeft nog voort. Deze goede gever be paalde dat elk jaar de sterf dag van zijn vrouw op 26 maart herdacht moest worden met een tractatie voor de kin deren. Dit is de Susanna Fa- ber van Haersmadag. Voorde bewoners van het weeshuis betekent de 26ste maart: lek ker eten en traktaties. De vroege dood van vader of moeder kan een van die rede nen zijn. Een gezin kan uitel- kaar geslagen worden door een scheiding of andere on plezierige onmaatschappelijke verhoudingen. In deze geval len is een dergelijk tehuis, een erfenis van de vroegere weeshuizen een prachtige oplossing. Hier krijgen de kin deren voor 100 procent de zorg en aandacht, die zij no dig hebben, tot ze op eigen voeten en volop in de maat schappij kunnen staan. Als het zover is beschouwt het weeshuis zijn taak als afge daan. Het is de taak van Vader en Moeder de kinderen met lief de en begrip op te vangen. De Vader is het die het con tact onderhoudt met school en leraren, hij is het ook die in overleg met de jongen een betrekking en een kosthuis Eens per jaar hadden, de wezen een grote feestdag. Dat was de Haersmadag. Met een Jan Plezier ging het dan naar buiten. Dit zijn de grotere meisjes. Zij droegen namelijk een oorijzer, dat ze met hun 17e jaar kregen. Geen jong meis je liep in die dagen met een oorijzer. Alleen de wezen en de oude Beppes zoekt. Zo reilt en zeilt dat in dit statige gebouw, waar door deze liefdevolle bemoeiingen, maar evenzeer door strubbe lingen soms in welk gezin komen die niet voor een band wordt gekweekt. Als de jongens of meisjes na enkele jaren weer eens terug komen als getrouwden, is het een hartelijk weerzien met Vader en Moeder, die door de kin deren Opa en Oma worden genoemd. Wezen in de zin van vroeger zijn er niet meer. De sterfte cijfers van jonge vaders en moeders is tot een minimum teruggebracht. Zijn er toch wezen, dan kan de familie zich vaak wel over hen ont fermen, dank zij de bijstand- wet en kerkelijke instanties. Er blijven echter altijd geval len over die om een andere oplossing vragen. Het zijn er gelukkig niet veel, maar een paar. Deze enkelingen krij gen echter een onderdak, een omgeving waarin ze zich thuis kunnen voelen. Dit zou niet te verwezenlijken zijn als er 60 of meer in het zelfde gebouw waren, zoals vroeger. Een weeshuis heeft zeker nog een taak in de tegenwoordige eeuw. Deze taak is alleen aan gepast aan de huidige tijd en jammer genoeg vergeten ve len dit wanneer zij over een weeshuis horen spreken.

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1965 | | pagina 6