Ouwe fietsje op de foto CITAX KOETSIER VAN LIJKWAGEN KREEG SCHRIK VAN Z'N LEVEN „Regent het nog?" vroeg Jan Duum 'T KLEINE KRANTSJE fotootjes, die nu dus beide in het bezit van 't Kleine Krantsje gekomen zijn. Beide kiekjes hebben de fouten van zo veel amateurfoto's; ze zijn niet scherp en niet alle lichaamsdelen van de gepor- tretteerden kwamen op het negatief. Maar beter een half ei dan een lege dop: voorlopig mag dit de beste foto zijn, die er naar ons weten van Ouwe Tietsje bestaat. Of heeft een van onze lezers een nog betere Tenslotte: deze foto moet in de zomer van 1937 zijn gemaakt, dus vlak voor de noodlottige dag, waarop Tietsje dodelijk verongelukte. TELEFOON 2 3 4 3 4 STANDPLAATS STATION Ook telefonisch te ontbieden voor stads- en buitenritten In het Oude jaarsnummer van 't Kleine Krantsje - 30 decem ber '64 - hebben wij de levensgeschiedenis verteld van Ouwe Tietsje, de koningin van de stadstypen in Leeuwarden. In dit schokkende en onthullende verhaal over de Tragedie van Ouwe Tietsje, kwam deze beklagenswaardige vrouw naar voren als een triest slachtoffer van tegenslagen en drank misbruik. Kort na haar huwelijk als een hardwerkende en onberispelijke boerenvrouw naar Duitsland geëmigreerd, verloor zij daar binnen een tijd van veertien dagen haar man en haar jongste kind, die evenals haar oudste dochtertje en Tietsje zelf door typhus waren besmet. Als een voortreffelijke melkster trachtte Tietsje na deze ramp in Duitsland nog voor haar en haar beide kinderen de kost te verdienen, maar eenmaal aan de drank geraakt, zak te ze snel weg in een bodemloze put van ellende. Tijdens de eerste wereldoorlog keerde Tietsje naar Fries land terug, terwijl haar zoon en dochter zich vestigden in respectievelijk het zuiden en het westen van ons land. Eerst begon Tietsje een zwervend leven in de omgeving van Bols- ward, waar ze kennis kreeg aan een man, die daar overbe kend was als Schele Loods, later - na het overlijden van Schele Loods - dook ze in Leeuwarden op, waar ze binnen de kortste keren een zeer bekend straattype werd. Met haar kromme wandelstok, haar gewoonte in alle asvaten te snuf felen en haar enthousiast gezongen „Deutschland über al les wekte ze overal ieders belangstelling. In de zomer van 1937 maakte een tragisch verkeersongeval aan dit tragische leven een einde: zwervend door de Schrans werd ouwe Tietsje door een vrachtauto aangereden en zo ernstig gewond, dat ze drie dagen later - een dag na haar drie en zeventigste verjaardag - in het Stadsziekenhuis overleed. Bij het zeer uitgebreide levensverhaal in ons Oudejaars- nummer konden wij geen foto van Ouwe Tietsje afdrukken: wij hadden geen enkele foto van haar in ons archief en het was ons overigens ook niet bekend, of er wel een foto van Tietsje bestond. Intussen evenwel hebben enkele van de zeer vele warm meelevende lezers van 't Kleine Krantsje ons toch nog met enkele kiekjes van Ouwe Tietsje kunnen ver blijden: wij kregen een amateurkiekje met daarop (heel klein) Ouwe Tietsje wandelend over het Raadhuisplein (en wel wat te klein helaas om het te reproduceren in de krant) en wij kregen van verschillende kanten twee amateur foto's, die door dezelfde fotograaf genomen moeten zijn en die dan ook als twee druppels water op elkaar geleken. De beste van deze twee laatste kiekjes drukken wij hierbij af: we zien Ouwe Tietsje met naast haar een jongeman en dat was niet haar zoon, zoals de clichéfabriek, die dit cliché voor ons maakte, veronderstelde en op haar nota schreef: „Moeder en zoon", maar een jongen uit Leeuwarden, die met een vriend en twee vriendinnen op de Harlingerstraat- weg liep en Ouwe Tietsje daar ontmoette. Aan het verzoek van de jongelui om Tietsje te mogen foto graferen, wilde de oude vrouw alleen voldoen, wanneer ze een van de heren een arm mocht geven en. wanneer ze ook nog een dubbeltje zou kunnen krijgen. Tegen deze beide voorwaarden bleek geen bezwaar te zijn en zo kon Tietsje worden vereeuwigd: de fotograaf maakte (minstens) twee mene dat der een dooie uut sien kist kropen is en je naar 't re genachtige weer vraagt. Of die goeie man der oek een lichte hartaandoening van kre gen het, vermeldt de geskiede- nis niet. K. JAN DUUM: Wie is de echte 't Kleine Krantsje had twee fo to's in z'n archief van twee dui delijk verschillende heren met één en dezelfde aanduiding: fan Duum. Beide foto's drukken wij op deze pagina af. De man op het eenkolommertje, links. „Dat is de echte Jan Duum verze kerde ons de schrijver van het hierbij afgedrukte verhaal en - zouden we zeggen - hij kan het weten, want zelf heeft hij in z'n jonge jaren Jan Duum wel ont moet en aan één ontmoeting bewaart hij zelfs een bijzondere herinnering. Dat was, toen hij ergens bij Weidum zat te vissen en fan Duum nét een beetje te veel belangstelling aan de dag legde voor het resultaat van die vis partij. Want toen onze visser man - na het vertrek van Jan Duum - een nieuw stukje deeg aan de haak zou slaan, bleek de hele deegklomp verdwenen te zijn: „daar had Jan Duum nog wel wat eetbaars in ge zien. Goed, Jan Duum is dus de man op de kleine foto linies, maar wie is dan de rechterman op de grotere foto, die hier onder is afgedrukt Ook deze foto is in ons bezit gekomen met de ver melding: „Jan Duum", maar deze meneer lijkt niet op de heer links. De foto van deze beide veedrijvers is kennelijk bij de veemarkt gemaakt, evenals trouwens de andere foto en bei de platen verschenen indertijd in de (kostelijke) serie: Langs de straat. JAN DUUM We hewwe et al es vaker had in „ons" Kleine Krantsje over verskillende straat-figuren as daar waren Baje Flud, Jentsje Tit, Jode Bet, Ouwe Tietsje en nog meer. Bij de wisseling van onze eeuw en oek veul later nog leefde 'n zekere Jan Duum. Jan Duim was veedriever en sien feitelikke naam was Jan Rodenhuis. Hij had sien domi- silie in Weidum. Domisilie wuu in dit geval niet segge, dat ie daar woonde, maar daar wat omswierf. Want ik meen dat'ie swerver was en meer bij de boer in ut hooi sliep, dan dat ie een vast dak boven sien hoofd had. Ik sei dat ie veedriever was, een beroep dat nou uutsturven is, omdat se et vee teugenwoodig met vee-auto's vervoere. Maar vroeger gebeurde dit vaak deur z.g. veedrievers. Die haalden dan voor de boer voor dag en dauw de koeien of kalven uut 'e wei de en brochten disse bij wel xo of 12 tegeliek, lopende naar de veemerk. Jan Duim, dus feiteliks een beroepsswerver, was een lange forse kerel en fansels al- lerbelabberst in 'e kleren. As ie 'm één keer per maand skeere liet was 't al mooi. En as ie in 'e stad kwam liep ie fansels in 'e kielcert as een witte muus in een bord" snert. En de kienders hem natuurlik naskelle: „Jan Duum Goed beskoud was 't een sielige figuur, die hongerig en sonder veul levensvreugde sien dagen sleet. Wat ik jim nou vetelle sal van Jan Duum, is gien smoes, maar mut beslist waar gebeurd weze. 't Was in ut begin van onse eeuw en in ut late najaar dat hij in een nacht van maandag op dinsdag naar Sneek toog om te kieken of der op 'e veemerk oek wat voor hem te verdienen viel. Bussen waren der nog niet, een fiets had ie oek niet en dus draaide ut uut op 'e klassieke methode: an 'e kuierlatten trek- ke. Terwiel ie voorover met 'e kraag dicht teugen de hadde wien en dikke regenvlagen op tornde, hoorde ie achter sich een peerdewagen ankommen. Hij gong even an 'e kant fan 'e weg staan en sag dat it een liek- wagen waar. So as vaker ge beurt, wudde wel 's nachts lie- ken vervoerd van mensen die sturven binnen in een andere plaats dan waar se begraven wudde salie. Hij liet de wagen passere, mar docht geliektiedig: „'t ja, waar om sal ik die tien, vijftien kilo meter lopen gaan as ik der mak- keliker komme kan". Hij draaf de achter 'e liekkoets an, haalde disse in, skoof de achterste swat- te gedientsjes an 'e kant en wipte naar binnen. Sieso, hier kanne je sitte, hier sitte je droog en kom je meteen vlug vooruit. De man op 'e bok had niks merkt en so reed Jan Duum klandestien naar Sneek. Toen de koetsier op 'e plaats van be stemming ankwam en van 'e bok stapte, skoof vlak voor sien neus ut swatte gedien an 'e kant en kwam der een kop te voor- skien die links en rechts de lucht inkeek, en vroeg: „Regent ut nog 't Sal je gebeure, in 't pikke donker en met dat weer, dat je

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1965 | | pagina 5