AFSCHEID VAN WOELIGE LEVEN Kees wordt kluizenaar... ■T KLEINE KRANTSJE 10 SLANGEVECHTS VOLKSLIED KEES DE TIPPELAAR KEES DE TIPPELAAR KEES DE TIPPELAAR KEES DE TIPPELAAR KEES DE TIPPELAAR Met het klimmen der jaren bleek Kees de Tippelaar nog niets te verliezen van zijn kolos sale populariteit. Heel Nederland bleef de exentrieke vrijgezel beschouwen als 'n kostelijke kwant, die in het geheel geen vijanden had. Op z'n zestigste verjaardag in 1903 moest de Breukelse P.T.T. extra hulpkrachten laten aanrukken om alle voor Kees bestemde felicita ties nog op dezelfde dag op Slangevecht te krijgen: tien postpakketten met cadeaux, 44 tele grammen, 65 brieven, 140 gewone briefkaarten en 258 prentbriefkaarten, in totaal meer dan 700 stuks En nog steeds door gingen de feesten op Slangevecht, stroom den de bezoekers naar Breuke- len, haalde Kees de Tippelaar nieuwe grappen uit. Tot Kees zich in 1907 plotseling en geheel onverwacht terugtrok uit het woelige, drukke en exen trieke leven, dat hij had geleid. Na nog een gezellig déjeuner met vele van z'n vrienden ver klaarde Kees geen prijs meer te stellen op bezoek en nimmer meer aan alles, wat in het ver leden was gebeurd, te willen worden herinnerd. De kwaal, die hem vroeger zo had geplaagd, had hem nu weer volledig in z'n greep gekregen: verschrikkelijk zwaarmoedig trok Kees zich terug binnen de muren van z'n Slangevecht en vertoonde zich alleen nog maar aan z'n huishoudster, juffrouw Tiloo, die Antje bij haar dood in 1900 had opgevolgd. Hij, die eerst voor alle mogelij ke pretjes te vinden was, die de grootste grappen uithaalde, die een beste borrel dronk, maar ook dagelijks zwemmend nieuwe energie opdeed, die de personifi catie was van jolijt en vrolijk heid, veranderde dit weelderige leven in de tijd van een dag in het soberst denkbare bestaan en werd nu gewoon een kluizenaar. Slechts enkele van zijn intiem ste vrienden bleef hij nog ont vangen op Slangevecht, maar de bezoeken duurden nooit lang en altijd vroeg Kees niet meer te praten en niet meer te schrijven over de periode, waarin het he le land over hem sprak. Toch bleef Nederland meeleven met de populaire Kees en zo nu en dan kwam er nog een berichtje over de snel slechter wordende toestand van de grote tippelaar in de krant. „Van een onzer medewerkers, die den heer De Wit op Slange vecht bezocht", zo schreef het Handelsblad op ro februari 1909, „vernemen wij, dat de toestand van onze populaire landgenoot zeer treurig is. Hij stelt in niets meer belang,- bezoeken ontvangt hij niet meer. Zijn trouwe huis houdster wordt overstelpt met verzoeken om inlichtingen, doch ze zijn te vele om te be antwoorden. Het zal menigeen leed doen te vernemen, dat de eens zo joviale, vrolijke Kees thans in zulk een droeve toe stand verkeert". „En" aldus De Nieuwe Courant in diezelfde tijd: „hij staart maar voor zich uit en is levend dood. Men krijgt een handdruk, men wordt bedankt en men kan gaan. Alle vrienden en vrien dinnen van den lijder zouden hem verplichten niet meer te schrijven en hem te vergeten. Dit laatste zal echter wel nie mand kunnen". Zo groot werd tenslotte het ver schil tussen de vrolijke Kees van vroeger en de zwaarmoedige, mensenschuwe Kees van nu, dat z'n beste vrienden de laatste Wie ligt er dag'lijks in de Vecht Bij hitte, kou of ijs i Wie maakt er van zijn Slangevecht Voorwaar een paradijs 1 Wie is nog steeds in 't wandelen De allergrootste kraan 1 Wie loopt nog als een kampioen Ze allen van de haan i Dat is ons Keesje, Keesje van Slangevecht Geen beter kerel woont er langs heel de Vecht In Kees zijn body zit De ware wandelpit En van de zwemmers is ie 't fijnste lid Wie stelt belang in elke sport En wakkert z'alle aan 1 Van wien komt elke bezoeker steeds Terug, geheel voldaan 1 Wie holt naar Weenen of Parijs 1 Wie loopt heel fava door 1 Wie ligt er op zijn allerhoogst Vier uur 's nachts op één oor 1 Dat is ons Keesje, Keesje van Slangevecht vijf jaren van z'n leven als een zwaar lijden bestempelden. En ze konden er dan ook vrede mee hebben, dat er op de 23e maart 1913 aan dit lijden een einde kwam: zes maanden voor hij zeventig zou zijn geworden, vond Kees op Slangevecht ein delijk de rust, die hij waar schijnlijk al veel en veel eerder had begeerd. Slechts een handjevol belang stellenden volgden de baar, toen Kees de Tippelaar in het fami liegraf op het kleine kerkhofje van Breukelen werd bijgezet, maar ettelijke duizenden bleven nog lang de prettigste herinne ringen aan hem bewaren. En nu, twee en vijftig jaar na zijn dood, is het op de geboorte dag van deze memorabele C. L. Dudok de Wit nog altijd feest voor de schoolkinderen van Breukelen: poffertjes eten voor de kleintjes, Artisbezoek voor de groteren Oude vriend Enkele jaren geleden hebben wij in Breukelen de enige toen nog levende goede vriend van Kees de Tippelaar opgezocht, de oud notaris D. Bastert, die toen al bijna honderd was. Nog onvoor stelbaar vitaal vertelde de heer Bastert ons over de grappen, waarmee Kees z'n gasten amu seerde. Zelf was de heer Bastert met Kees naar Londen geweest („Slecht bevallen, want hij jak kerde zo en ook had hij wel met Kees gejaagd: „hij kon geen koe raken, maar hij schoot een hoereneend uit de lucht en dan heette het, dat het een eend was van de jacht. Op een keer vroeg hij een boer hoe ver de dichtst bijzijnde herberg was. Da's nog wel een uur lopen zei die boer. Mij te ver, antwoordde Kees, dan moe'k maar een borreltje toveren en hij schroefde de dop van z'n wandelstok en nam een neutje - in die stok had hij een holle buis gemonteerd en die had hij altijd vol cognac; ja, een wonderlijke man was het wel EINDE KEES DE TIPPELAAR KEES DE TIPPELAAR KEES DE TIPPELAAR KEES DE TIPPELAAR KEES DE TIPPELAAR

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1965 | | pagina 10