„Je weel niet half hoe slecht sommige mensen zijn CI TAX Hier lachten opa en oma om vv zei mien baas, de kruidenier J 'T KLEINE KRANTSJE Hij was een eersaam krudenier en hij was mien baas. Want hij kon mij een gulden per week méér verdiene lat^ dan de vori ge en één gulden meer dat was voor een jonlcje van veertien jaar gien kattepies. Kon ik niet lope late. Hij hiette.... afijn, hij hiette maar Jan Pieter en woonde op een kiein Luwadder grachje, niet ver van 'e kaserne. Vedder hoorde hij van theolo gisch standpunt gezien, tot de „preciezen". En ut waar em an te sien. Neerbuigend vriendelilc, bescheiden en correct in om gang en manieren, sachte be- skaafde flemende stem. poeier tot de oorspronkelike poeiervorm terug brenge kon deur er op te beuken, op te springen, met de hakken op te trappen, deur erop te „twisten" en, eindelik, deur er een harts- tochtelike apachen-dans op uut te voeren, blij onderwees mie vedder, hoe ik onooglike en sterk versukerde prumen tot nieuw leven wekken kon, deur disse te baden in stroopwater en vervolgens stuk voor stuk op te poetsen. Hij leerde mie selfs.maar dit volgt asens hieronder. Dit verhaal speult sich af in de mo- bilisatiedagen van begin 1918. WAT EEN LUWADDER JONKJE AL NIET METMAKE KON Met sien vertrouwen wekkend uterlik in combinatie met sien maatschappelilce status van ge goede middenstander, skeen hij dan oek as voorbeskikt, as uut- verkoren voor ut „vierkant" en aangesien hij in ut gelukkige besit was van een garibaldi, swarte jas en streepkes-broek, was in de ontstane vacature al gauw voorsien. Je konnen hem daar dan oek iedere sundagmorgen en sundag- avond thuus treffe. Het surplus aan godsvrucht werd sundags- middags overheveld op kleine „precieskes" of as je wille, op jeugdige aanstaande „preciezen". Want Jan Piet was oek sundags skoolmeester. Met „laat de kin- derkens tot mij komen" was voor hem also gien holle frase. Inne bres Met voorbij gaan van de grof- stoffelike behoeften van sien personeel, stond hij voor hun inne bres, wanneer ut betrof de geestelike versorging. O.m. deur de eerste bediende 's avonds so lang in winkel en magasien bezig te houden dat hij te laat was voor sien bios- coopke. Hem also behoedend voor disse en soortgelijke ver lokkingen des levens. Van baas Jan Piet hef ik veul leerd. Hij leerde mie op welke manier ik een deur zeewater be- skadigde en keihadde baal seep- Of, om wat dudeliker te wezen, in de dagen van klei-seep en van de roemruchte éénheids- wust; toen de eerste levensbe hoeften seer schaars, de koffie op en de thee allang niet meer te krijen was.voor hen met een smalle beurs. Maar, baas Jan Pieter begreep de noden des volks, was begaan met ut lot van de meer kapitaal-krachti- gen, die gerust bij hem anklop- pe mochten, wanneer bleek dat hun bonnetjes-rantsoenen on toereikend waren. Teugen - ui teraard - enige geldelike tege moetkoming. Niet, dat hij sich skatten versamele wu op aard, maar och, je kon 't sachs met- nimme. Maar de besorging van disse goederen baarde hem wat sorg. N.l. deur de toentertied onverhoedse straat-controle's. Maar oek hier gaf hij mie du- delike wenken en kostbare aan- wiezingen; hoe te handelen, wat te seggen, bij eventuele anhou- wing. Want de lezer sal inmid dels wel begrepen hewwe, dat ik sien vertrouwensman wud- den was. Met een knipoogje had ie teugen mie seid: „een ge- heimke tussen ons beiden hoor. Vex*trouwen Nooit, met wie dan oek, der over prate". Ik hef hem dat eerlik beloofd en was tevens trots op het in mij gestelde ver trouwen. Bovendien, as jonge van veertien jaar, von je suks machtig interessant en sensatio neel. Ik was, ala Buffalo Bill, „geheim koerier". Dat ik ge vaar en risico liep en dat de baten verdwenen in de broek zakken van de Dienaar des Heren, drong niet helemaal tot mie deur. Gevaar Prij groot selfs, bij later insien. Want ge- sien sien maatschappelike sta tus voornoemd, mitsgaders sien functie as tempeldienaar, kon hij niet gedoge, dat de te goe der naam en faam bekend staande Jan Pieter in opspraak komme su. Hij zou sich volledig distanciëren van „die jonge" en de psycholoog wist, dat de kien- derlike belofte hem, ondanks alles, niet in benarde omstan digheden brenge su. Klaar en dudelik herinner ik mie, dat ik es een pon thee (winkelwaarde 20 ct. het ons) aflevere moest an een meneer zus en zo gekleed, die precies zo laat voor de deur van het station staan su. Organisatorisch klopte het oppe minuut af. Me neer „zus en zo" stond op 't juste plak, op 't juste moment. Overeenkomstig mien ontvan gen instrukties, nam ik eerst ut tientsje an en borg dit in mien portemonnee. Daarna grabbelde ik ergens onder inne fietsmand. Want, zo leerde mien baas mij: „je bent nog jong en weet niet half hoe slecht sommige men sen soms wel zijn". De gegeven belofte hef ik hou den, tot op disse dag. Dat 't Kleine Krantsje nou de geheime dossiers an de openbaring pries geeft, bedroeft mie zeer. De le zer zal tevergeefs soeke naar de eertieds gevestigde kruideniers zaak op dat klein grachje. De winkel is al sinds jaren ophe- ven. Jan Pieter trouwens oek. K. TELEFOON 2 3 4 3 4 STANDPLAATS STATION Ook telefonisch te ontbieden voor stads- en buitenritten ONVOORZICHTIG „Waarom is de baron toch in ongenade gevallen bij Zijne Koninklijke Hoogheid, Uw Excellentie „O, stel U voor - Hoogheid gaf gisteren onder het diner een raadsel op, en toen heeft die vreselijke kerel - de op lossing geweten TEGENWOORDIGE TIJD Ella: „Ik feliciteer je met je engagement; hoe bevalt Frits je Lize: „O Het is zoo'n aardige jongen; dol jammer dat hij niet mijn vijfde of zesde „aanstaande" is, dan zou ik zeker met hem trouwen". DAT PAST NIET „Dat meisje is waarlijk een engel „Waarom trouw je haar dan niet „Omdat haar vader een arme duivel is". EEN DOORBRENGER „Ik had een zeer rijk meisje kunnen trouwen - maar heb geweigerd". „Nou maar hoor; wie zou nou het geld zoo maar het venster uitgooien ONDER OUDE VRIENDEN „Je zult nog eens moeten trouwen om uit je schulden te kunnen komen". „Ik zelf....? waarvoor heeft men dan volwassen zoons? SCHIJNBARE TEGENSPRAAK ONMOGELIJK De vrouwen kunnen hunne vijandinnen alles doen, maar doodzwijgen kunnen zij ze toch niet. Paarden voor de sneeuwschuiver - hebben we op de voorpagina staan. Paarden voor de tram: ook dat kunnen we niet meer zien, behalve dan in oorlogstijd, zoals in de W.O. 11 wél gebleken is. Dit is een foto van de laatste paardentram in Nederland; die van Makkum. Het gezelschap hoge heren ervoor liet zich fotograferen ter gelegen heid van de laatste rit.

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1965 | | pagina 5