'T KLEINE KRANTSJE
srlijke moord
inee Barger
te pletter schieten
was gebleven, al haar best te
doen Kato te bewegen tot een
onderhoud met hem; de on
enigheid zou dan worden weg-
gepraat en de vroegere vriend
schap zou kunnen worden her
steld. Maar toen Kato niet kwam
opdagen verdacht de dominee
z'n vrouw van tegenwerking en
kwaadaardig voegde hij haar
eens toe: „ik zou je wel een
steek kunnen geven en mij zei
ven erbij, zo nijdig ben ik
Eindelijk, op de avond van de
zesde maart, vijf weken na de
scène bij de Mirandes thuis,
kreeg Barger z'n vrouw zo ver,
dat deze beloofde Kato te zul
len halen en inderdaad kwam
ze tegen tienen met het meisje
thuis. Dominee, die juist van
de catechisatie was thuisgeko
men, hoorde dat z'n vrouw
iemand bij zich had en dacht al
direct dat het Kato moest zijn.
„Wil je het gaslicht even op
draaien, Kato vroeg mevrouw,
terwijl ze naar de slaapkamer
ging om haar mantel uit te
doen.
„Ja mevrouw", zei Kato en toen
ze daar mee bezig was, kwam
dominee Barger binnen en gren
delde de deur. Het meisje pro
testeerde, maar de dominee let
te er niet op en begon het kind
hartstochtelijk toe te spreken.
Toen Kato evenwel ijskoud en
onbewogen voor hem bleef
staan, nam hij plotseling in
iedere hand een revolver en
dreigde zich een kogel door het
hoofd te jagen, wanneer ze niet
aan zijn wensen wou voldoen.
Nóg bleef het meisje standvas
tig weigeren en toen, razend
van hartstocht en blind van
woede, vuurde de onverlaat
twee schoten af: het eerste mis
te, maar het tweede deed het
meisje ineenzinken. In de vol
gende seconde wierp de aanval
ler zich in een woeste razernij
op het slachtoffer en schoot
haar nog driemaal door het
hoofd.
Toen pakte de dominee z'n ho
ge hoed, verliet het huis, liep
naar de politiewacht en vertel
de de politieman Johannes van
der Meulen in enkele simpele
woorden, dat hij de dochter van
Mirande had vermoord. „Ik heb
nog een geladen revolver in de
zak" zei hij.
Op het geluid van de revolver
schoten had mevrouw Barger
direct gedacht, dat er iets ver
schrikkelijks moest zijn ge
beurd en volkomen overstuur
sloeg ze een glasruit stuk en
liep daarna door de gang naar
de wijd openstaande deur. „O"
riep ze wanhopig, „ik zie mijn
man, van wie ik zoveel houd
misschien nooit weer, ik wil
mij verdrinken Eke, het
dienstmeisje, dat op het lawaai
was toegesneld, hield haar ech
ter tegen en sloot haar in het
gangetje op, toen ze wat was
gekalmeerd.
Later begaf mevrouw Barger
zich eveneens naar het politie
bureau, waar haar man net
werd verhoord. „Ik ben geen
Christen meer", riep Barger nu,
„ik ben een schurk, ik heb een
moord begaan
Op de terechtzitting in Leeu
warden hoorde het publiek pas
welk een onvoorstelbaar duivels
spel de dominee met het meisje
had gespeeld: in een dagboek,
gedeeltelijk bijgehouden in een
(door de politie ontcijferd) ge
heimschrift had hij zijn hande
lingen en gedachten nauwkeu
rig genotuleerd.
Op r januari 1892: Kato is gis
teravond nog eenigen tijd bij
ons gebleven; ik heb haar naar
huis gebracht; ik heb tegen haai
den wensch uitgesproken, dat
aan het eind van het jaar mijne
vrouw overleden mocht zijn en
zij de mijne wezen zou. Zij be
loofde mij met handdruk
trouw.
Op 27 februari 1894: Ik ben
besloten Kato te vermoorden als
zij er den 6en Maart nog niet
geweest is. Geen dag zal anders
dan aan dat doel gewijd zijn,
waarvan ik niets zeg aan ande
ren, dan alleen, dat ik het mij
zelf zal doen. Ik doe geen
moord, alvorens ik zekerheid
heb, maar stel geen seconde uit.
Ik moet haar hebben achter een
gesloten deur of deuren, zoodat
zij niet kan ontsnappen. Juich
dus Johan
Op 28 februari 1894: Op heden
den 28 Febr. neem ik het vol
gende besluit: ten len om mij
van Kato af te zetten en ten
2en, dat ik vóór het weer 31
Dec. zal geworden zijn Kato
met een revolver tegen den
rechterslaap te pletter zal schie
ten. Het zal alzoo geschieden,
al zou ik daarvoor ook in stuk
ken worden gescheurd. Ik denk
niet aan wat vóór dien tijd ge
beurd is, niet aan wat na dien
tijd gebeuren zal, niet over mis
lukking, dus niet over 't verle
den, noch over de toekomst.
In zijn requisitoir tijdens de
rechtbankzitting zei de Officier
van Justitie, dat er hoegenaamd
niets was, dat ten gunste van de
moordenaar kon worden aange
voerd. „Wanneer gij zijn dag
boek doorbladert" zo zei hij te
gen de rechters, „en gij vindt
er ook maar ééne gedachte in,
die verheffend is, niet terre
terre alledaags, wel gij zult mij
verplichten die aan te wijzen,
ik heb er geen enkele in kunnen
vinden".
En wat de strafmaat betreft: „Ik
vraag u", aldus de Officier,
„waarom zoudt gij deze man
ook maar één dag minder ge
ven, dan de hoogste straf die de
wet stelt. Een man, die zo ge
heel toegeeft aan zijn passie,
behoort in de maatschappij niet
De verdediger: geen moord, maar doodslag
langer thuis, 't is onze plicht
de maatschappij tegen zulke in
dividuen te beschermen".
In zijn laatste woord zei domi
nee Barger, dat het hem volko
men onverschillig liet tot welke
straf hij zou worden veroor
deeld: „mijn leven is toch weg".
En: „ik denk in dezen ure aan
het woord van Schiller: Wat is
de mens Half dier, half engel".
Op zaterdag 2 juni veroordeelde
de Rechtbank Johan Barger tot
de levenslange gevangenisstraf,
die de Officier van Justitie had
gevraagd: in de gevangenis in
Leeuwarden ging de celdeur voor
hem open,- zes weken eerder
was zijn beklagenswaardige
vrouw al uit Harlingen vertrok
ken.
En terwijl de straatjongens in
Leeuwarden het drama op hun
wijze bezongen:
Ta ra ra boemdijee
De blikkene dominee
Die schoot met kruit en lood
Zijn arme naaister dood.
Nu zit hij in de kast
Al aan een ketting vast
Belangstelling bij het Paleis van justitie voor de terechtzitting: verbeten gezichten
De jongens roepen luid:
Hij komt er nooit meer uit
zong Johan Barger in de gevan
genis herhaaldelijk Psalm 88,
vers 5„Ik derf mijn vrienden
tot mijn straf - Zij zijn ver
vreemd van mededogen - ik
ben een gruwel in hun ogen -
Gij wendt hen allen van mij af
- Een bange kerker doet mij
zuchten - Ik kan de banden niet
ontvluchten".
Slechts zes jaar heeft de geval
len dominee nog in onze ge
vangenis vertoefd en nog vers
lag zijn gruwelijke wandaad in
het geheugen, toen hij - zes en
veertig jaar oud - op 3 mei 1901
overleed.
Door velen verwenst, door nie
mand betreurd werd hij de vol
gende dag begraven op de Al
gemene Begraafplaats aan de
Spanjaardslaan. En daar rusten
zijn stoffelijke resten nu nog, op
de Vijfde Afdeling, de afdeling
van de naamlozen, de afdeling
van het geboefte van die tijd,
van de zwervers, de landlopers -
op de negende regel, in het een
en veertigste graf, op de eerste
verdieping.
Dominee Barger van Har
lingen: eens werd zijn naam
in heel Nederland vol af
schuw genoemd, werd zjjn
bestiale daad bezongen op
straat. Meer dan zeventig
jaren zijn er intussen voor
bijgegaan, maar nóg altqd
weten velen te vertellen, wie
hij was en wat hij misdeed -
de monsterlijke moord van
dominee Barger bracht een
schok van ontsteltenis te
weeg, die voelbaar bleef tot
in deze tijd.