'T KLEINE KRANTSJE en Jan Duum uit de oude tijd Zal het Jentsje Tit wel eens aan goede en voedzame maaltijden ontbroken hebben, aan gebrek zou hij niet ten ondergaan: in 1933 kon hij de gezegende leef tijd van tachtig jaar bereiken en daarna heeft hij nog twee jaar geleefd - op de achttiende september 1935 is hij overleden. Toen nieuwsgierige buurtbewo ners daarna een door Jentsje Tit in beslag genomen bouwvallig pakhuisje in het Zalmklooster openbraken vonden ze daar tot hun verbazing een hoogst zon derlinge collectie van wel zestig of zeventig kistjes, boordevol met knopen, naalden, roestige uurwerken, oude spijkers, maar ook honderden centen, stuivers, dubbeltjes en kwartjes - het bleek, dat de oude er nog warm had bijgezeten. de herfst over de Snekerstraat- weg reed. De diep in de kraag van z'n jas weggedoken koet sier dacht (met het lijk) alleen te zijn, maar op een gegeven moment klonk er een schrille stem achter z'n rug: „Regent het nog Ietwat bekomen van de schrik zag de man op de bok, dat hij Jan Duum als versteke ling op z'n wagen had.... Meer dan Jentsje Tit was Jan Duum een zwerversfiguur, die alleen zo nu en dan eens wat als veedrijver verdiende, maar die verder maar wat door de provincie zwierf, van de ene plaats naar de andere. Van de jeugdjaren van deze zoon van Aan Jans Rijpstra en Gjilke Jans Rodenhuis is in het geheel niets bekend, maar wel weten we nu, dat Jan Duum getrouwd is ge weest en wel met Baukje Pieters Bakker van wie hij zich later scheiden liet. Als een man zonder ook maar het minste bezit, die letterlijk niet meer had dan de schamele kleren, die hij droeg, zocht Jan Duum buiten de stad een onder dak bij gastvrije boeren, die hem wel in het hooi wilden hebben, want Jan was een goedige fi guur, die geen mens kwaad zou doen. In de zomermaanden nam Jan Duum trouwens niet eens altijd de moeite onderdak te komen - dan sliep hij ook wel eens in een rook hooi op het land. Een onzer abonnee's schreef ons, dat een boer eens een knecht het land instuurde om een voer hooi te halen en toen die man de eerste de beste rook hooi met z'n vork bewerkte kwam tot z'n schrik Jan Duum uit het hooi rollen - de vork had de zwerver op een haar na gemist. In Goinga sliep Jan Duum vaak bij boer Bosma in het hooi en wanneer hij nog verder de pro vincie' introk was de boerderij van Van der Bank in Heeg dik wijls het doel van de reis. Van deze boer Van der Bank hebben we een dezer dagen gehoord hoe het Jan Duum in z'n laatste le vensjaren is vergaan, maar vóór we bij hem terecht kwamen wilden we ons licht opsteken op de sociëteit van de bejaarden in Heeg, waar we de naarstig kaartende en sjoelende en dam mende veteranen stoorden met de vraag of iemand Jan Duum nog had gekend. „Jan Duum vroegen ze daar verwonderd, alsof we een min der eerbaar woord hadden ge zegd, maar na enig nadenken en overleg kwam de herinnering weer boven: „ach ja, Jan Duum- ke, wis en waarachtig, of ze die hadden gekend, maar er was er een in Heeg, die hem nóg beter kende cn dat was Van der Bank. Welnu, boer Van der Bank bleek inderdaad onze man te zijn: hij heeft in vroeger jaren de deur van zijn boerderij altijd gastvrij open gehad voor de zwervers van het land en ook Jan Duum is jarenlang een trouwe gast op z'n plaats geweest. „Een rustig mannetje, die niet zo veel te koop had", herinnert hij zich - als al die andere landlopende kunstenaars placht ook Jan Duum zich 's nachts diep in het hooi in te graven om de volgende morgen dankbaar in de koestal een maaltje eten van de boerin in ontvangst te ne men. Armhuis Omstreeks 1930 is Jan Duum, die toen al over de zeventig was, in het Armhuis in Heeg terecht gekomen en daar heeft hij heel rustig en onopvallend de laatste jaren geleefd, tot op de eerste Kerstdag van 1936 voor deze zwerver het einde kwam - bij de stille begrafenis, geleid door de Gereformeerde dominee van Heeg, is de heer Van der Bank als een van de zeer weini ge genodigden aanwezig geweest. „Familie was er niet bij", zei hij ons, „Jan Duum stond zeker alleen op de wereld". En dat moet dan vele tientallen jaren het geval zijn geweest, want wie herinnert zich deze Jan Duum niet als een eenzame zwerver zonder kind en kraai het logement met enkele mak kers aan het kaarten was, sloop Willem naar boven en lichtte er Jentsje's kas. Een aanzienlijk deel van de buit werd op staande voet in het kroegje van Blauwe Sjoerd aan de Nieuweburen in drank om gezet en toen Willem, uren la ter, bij het afrekenen louter halve stuivers op de toonbank smeet kon de hele kroeg al aan voelen wat er precies was ge beurd. Toen Slanke Willem op een laat uur in de bovenstebeste stemming huiswaarts keerde, stond de recherche hem dan ook al achter de deur op te wachten en het moet daarna vrij lang hebben geduurd voor de buurt van de Boterhoek de Slanke er weer kon begroeten.. Bij de befaamde Butterhoekster buurtfeesten midden op het Ol- dehoofsterkerkhof, was Jentsje Tit een graag geziene gast, die zeker niet werkeloos aan de kant bleef staan: bij het lcuup- kesteken was hij vaak van de partij en ook hapte hij er graag naar de koek. Van dat koekhap- pen is eenmaal een foto ge maakt, waarop we Jentsje Tit en Snorrewietske tegelijk in actie zien; het is een van de meest curieuze platen geworden, die er van vroegere Liwadder stads- typen bestaan en Jentsje Tit aan het koekkappen De man, die met de li bij de organiserende buurtvereniging. plaagd en bepaalde eerbare he ren op leeftijd, die dit nu lezen zullen zich herinneren hoe ze in hun onbezorgde jongenstijd deze man het leven zuur maak ten, bijvoorbeeld door hem met de vlakke hand op z'n pet te slaan, toen hij er net een half dozijn eieren in had of door hem een paar stukken brood te geven, die bepaald met wat an ders waren belegd dan met kaas of jam. Er is ons wel eens verteld, dat Jentsje Tit verbazend sterk is geweest en er gaat nog wel eens stee van Aaltsje van der Brug door niemand minder dan de vermaarde Slanke Willem van z'n halve stuivers werd beroofd. Dat Jentsje halve stuivers spaar de was veertig jaar geleden in de stad een publiek geheim en Slanke Willem wist het als me debewoner van Aaltsje's loge ment natuurlijk ook. Die halve stuivers zouden voor Jentsjes begrafenis zijn bedoeld en hij moet er (in oude dameskousen!) duizenden hebben gehad, toen de Slanke besloot z'n slag te slaan: terwijl Jentsje beneden in Een tijdgenoot van Ane van der Meulen, deze Jentsje Tit, was de in r858 in Beers geboren Jan Rijpstra, die maar heel weini gen onder deze naam hebben gekend: voor iedereen was het Jan Duum en Jan Duum kende men niet alleen in Leeuwarden, maar ook in Scharnegoutum, ook in Weidum, in Sneek, in Heeg, kortom in een hele hoek van Friesland. Aan deze Jan Duum hebben we al enkele malen in 't Kleine Krantsje aandacht besteed en de talloos vele brieven en telefoon tjes uit de hele provincie als reacties op onze berichten be wezen, dat ook deze merkwaar dige figuur nog lang niet verge ten is, al heeft ook hij het land der levenden al een dertig jaar geleden moeten verlaten. Van Jan Duum hebben we de ongehoorde geschiedenis verteld van de lijkwagen, die op een donkere, regenachtige avond in Dit was Homme 't Oliekontsje, die iedere Liwadder kende onder deze naam: Homme liep met een oliekarretje en hij was een beetje te dik van achteren, vandaar in de logementen van Gatske Tichelaar in de Blokhuissteeg, Romkje Westra in de Reiger straat en Trijntje Kramer in de Amelandsstraat), later konden de Liwadders deze figuur vooral aantreffen in en rond de slaap steden aan de voet van de Olde- hove: bij Aaltsje van der Brug in het Sint Jobsleen of in het vermaarde logement-met-veel- knokpartijen-en-vijandschap „De Vriendschap" van Weerman in de Boterhoek. Als alle uitgesproken stadstypen van die dagen werd Jentsje Tit door de lieve jeugd veel ge- cen verhaal van een vechtpartij met zes, zeven, nou goed, met wel vijf stoere politiemannen, waaruit Jentsje Tit zegevierend en ongeschonden te voorschijn kwam, terwijl de dienaren van de wet allen over de grond la gen te rollebollen. Maar erg be trouwbaar lijkt ons deze anec dote niet en voorlopig willen we 't verhaal liever als sterk overdreven beschouwen, want was Jentsje Tit een man, die ooit last met de politie had Wel is hij met de Leeuwarder politie in aanraking geweest, maar dan als klager en niet als beklaagde, toen hij in de slaap-

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1966 | | pagina 7