IN DE II VIERDE W HET W 'T KLEINE KRANTSJE DE WERELD IS WEER WIT GEWEEST, HET HEEFT WEER KNAP GEVROREN, DE WINTER VORST ZAT ALWEER EVEN OP Z'N TROON. DE OUDEREN ONDER ONS ZULLEN SNEEUW EN IJS GRAAG ZO SNEL MOGELIJK ZIEN VERDWIJNEN, DE JEUGD LEEFT ZICH UIT, ZOALS ZE ZICH ZELDEN UITLEVEN KAN. OP DE BANEN WAS 'T WEER 'N GEKRIOEL VAN DUIZENDEN SCHAATSERS, OOK OP DE VLAKTEN BUITEN DE STAD ZWAAIDEN HONDERDEN HUN BENEN UIT EN HET HAD NOG MAAR EVEN LANGER HOEVEN TE VRIEZEN OF OUDKERK, EERNE- WOUDE EN GROUW ZOUDEN OVER HET IJS ALWEER BEREIKBAAR ZIJN GEWEEST. DE GE DACHTEN VAN VELEN ZULLEN TIJDENS DIT KORTE WINTERTJE ZIJN TERUGGEGAAN NAAR HOE HE VROEGER WAS, NAAR STRENGE WINTERS VAN VROEGER, NAAR VROEGER IJSVER MAAK, NAAR VROEGERE WINTERSE BELEVENISSEN. DE ZOETE HERINNERING AAN HEER LIJKE SCHAATSTOCHTEN ZIJN WEER NAAR BOVEN GEKOMEN, OUDE CORYFEEëN VAN DE KORTEBAAN TROKKEN WEER AAN HET GEESTESOOG VOORBIJ. WIE ZICH GOED CONCEN TREERDE HOORDE WEER HET KRASSEN VAN DE SCHAATSEN, HOORDE WEER HET KRA KEN VAN HET IJS. We hebben nu een prachtige kunstijsbaan in Heerenveen en de met water bespoten sintel- baan op het sportveld in 't Nij- lan zal straks ook wel veel schaatsvreugd geven, maar vroe ger, ja vroeger was er, ijs en weder dienende, toch veel meer te doen, meer althans op het gebied van de wedstrijden. Toen de Electrische Centrale nog niet zoveel warm water loosde lagen in de strengste winters alle stadsgrachten dicht en zeker zullen er lezers zijn, die toen schaatsend hele rond jes om de binnenstad hebben gemaakt: langs Noorder- en Westersingel, over de Willems kade, langs de Grachtswallen, voorbij de kazerne, onder de kiepeloop deur („Bukke jonges") en zo verder naar de baan ach ter de Prinsentuin. Iedere winkel- of buurtvereni ging van enige betekenis in de binnenstad organiseerde haar eigen wedstrijdjes en zelfs waren er in die goeie ouwe tijd beken de baanvegers, die elke winter wanneer dat mogelijk was voor kinderen kortebaanrijderijen op touw zetten. Dichte drommen Met dichte drommen publiek op de walkanten waren deze wed strijdjes op het ijs van de grach- Een befaamd hardrijders trio van een tachtig jaar terug: de broers Merk, Benedictus en Marten Kingma. ten aan de Nieuwestad, aan de Voorstreek of bij het Schaver- nek wel bijzonder attractief en wie zou het niet toejuichen, wanneer we zo'n aardig schouw spel in het hart van de stad nog eens zouden kunnen zien De „grote wedstrijden" waren natuurlijk, net als nu nog, op de baan van de (nu) Koninklijke IJsclub aan de Bleekerstraat, waarvan het bestuur kans zag ten dele de nivellerende invloe den van buiten te trotseren: als in vroeger dagen komt „de di rectie" nog steeds zeer stijlvol uitgedost op het ijs, met kuit broek en hoge hoed. Maar de glorieuze winnaar van haar wedstrijden marcheert na af loop niet meer in een fantasti sche fakkeloptocht door de stra ten van de stad om voor het huis van Leeuwardens burger vader een welverdiende hulde in ontvangst te nemen,- ook hier heeft de charme van de traditie helaas verliezen geleden. Ook de trommelslager, die tot taak had de dames- en heren wedstrijdrijders roffelend op te roepen naar de startlijn, werd een historische figuur - de Kin- dermansen en de Sinnema's uit opa's tijd zijn er niet meer. De Gouden Bal In de strengste winters was het niet alleen feest aan de Bleeker- van w straat, maar ook Achter de Prin sentuin, waar de Nieuwe Leeu warder IJsclub resideerde en eigenlijk nu nog resideert: komt er nog eens een bom ijs in de gracht, dan zal de nieuwe Leeu warder zeker wel weer wedstrij den organiseren „achter de Gouden bal", zoals dit unieke wedstrijdterrein vroeger werd genoemd naar de fameuze uit spanning De Gouden Bal, die Pure ijspret in de goeie ouwe tijd, door een bewogen schildershand op het linnen vastgelegd. bij de Noorderweg aan het be gin van de Singelstraat heeft gestaan. Maar of we ooit nog eens ach ter de Prinsentuin de sensatie beleven van een wedstrijd voor arresleden, zoals kort na de laatste oorlog, toen men hier de paarden over het ijs liet dra ven Achter de Gouden Bal - dat is ook dikwijls het wedstrijdter rein geweest voor het beroemde, nee, zeg maar het beruchte spekrijden van werklozen, waar aan omstreeks 1930 een eind gekomen is. Honderden man nen, de oudsten soms tegen de tachtig, deden er aan mee, allen fel belust op de prijzen, die ze zo goed konden gebruiken voor hun gezin: wat spek en bonen, een korf turven of een bak cokes. Meer dan de rijders zelf ver maakte zich het toekijkende volk op de bolwerken, want het waren zeker geen Schenks en Verkerken, die hier aantraden om hun kunsten te vertonen. Sommige deelnemers konden bezwaarlijk als schaatsers wor den aangemerkt - ze deden al leen maar mee in de hoop wat voedsel of brandstof te verwer ven en ze waren al blij hakke lend en strompelend de finish te kunnen halen - tot grote hi lariteit van de toeschouwers, die in deze tijd kennelijk nog niet inzagen hoe in-zielig de vertoning eigenlijk was. Op de slede Zelfs is het eens voorgekomen, dat een deelnemer zich tot gro te vreugde van het publiek per slede liet vervoeren naar de start: de arme man kon niet op z'n benen staan, maar ver wachtte op schaatsen toch in aanmerking te komen voor een prijs.

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1967 | | pagina 6