HUTTING
BOVENVERDIEPING VAN FRAAIE PAND DOOR HET VUUR VERWOEST
'T KLEINE KRANTSJE
Over heksen en tovenaars
SPECTACULAIRE BRAND IN DE WITTE BEER
EEN ZEER SPECTACULAIRE BRAND HEEFT RUIM DERTIG JAAR GELEDEN GEWOED IN HET PAND DE WITTE BEER AAN
DE STILLE KANT VAN DE NIEUWESTAD, WAAROVER DE LAATSTE WEKEN IN 'T KLEINE KRANTSJE AL HET EEN EN
ANDER GESCHREVEN IS. OP ZATERDAG 6 OKTOBER 1934 WERDEN DE LIW ADDERS OPGESCHRIKT DOOR HET ALARME
RENDE BELLEN VAN DE UITRUKKENDE BRANDWEER, IJLINGS OP WEG NAAR HET RIETEN MEUBELMAGAZIJN VAN
DE FIRMA S. LANDSTRA. HET BLEEK, DAT 'N FELLE BRAND WAS UITGEBROKEN OP DE BOVENVERDIEPING VAN DIT
FRAAIE ACHTTIENDE EEUWSE GEBOUW. EEN DUIZENDKOPPIG PUBLIEK WAS GETUIGE VAN HET BLUSSINGSWERK,
WAARBIJ HET MONUMENTALE GEBOUW GELUKKIG BEHOUDEN BLEEF, HOEWEL NIET VOORKOMEN KON WORDEN,
DAT DE HELE BOVENVERDIEPING EEN PROOI DER VLAMMEN WERD.
De brand werd ontdekt door
een voorbijganger die, misschien
de mooie gevel bewonderend,
I rook tussen de dakpannen van-
daan zag komen. Geschrokken
rende hij de winkel binnen,
waar de niets vermoedende
heer Landstra rustig in zijn kan
toortje achterin de zaak zat te
schrijven. De man vertelde wat
hij had gezien. Terstond greep
de heer Landstra de telefoon en
draaide 5444.
Gretig voedsel
Enkele ogenblikken later klin
gelden de bellen van de rode
brandweerwagens door de lucht,
zich een weg banend door het
I reeds toegesnelde publiek. Reeds
voordat met het blussen kon
worden begonnen sloegen de
vlammen, die gretig voedsel
vonden in de op de zolder op
geslagen rietmeubelen, uit het
dak en stegen grote rookwolken
omhoog. De brandweer tastte
het vuur met zes slangen aan.
De poes van de heer Landstra,
die op het dak had liggen zon
nen, werd door het vuur ver
rast. In haar grote angst deed zij
een sprong en bleef aan een
raamkozijn op de derde etage
hangen, waar het beest pas na
het blussen van de brand kon
worden weggehaald.
Schilders
De hele morgen waren, op een
stellage, enkele schilders bezig
geweest met het afbranden van
de verf aan de voorgevel. Tij
dens het bluswerk viel deze
stellage brandend naar beneden
op het trottoir. Doordat de vloer
van de zolder het begaf brand
den in korte tijd ook de op de
derde etage gelegen slaapkamers
en magazijnen uit. Op de eerste
verdieping woonde de heer van
der Minne, de stadsarchivaris
van Leeuwarden, die afwezig
was.
Toen de burgemeester Jhr. Mr.
van Beijma zich realiseerde dat
de bibliotheek van de heer van
der Minne gevaar liep, liet hij
onmiddellijk de vele kostbare
boeken in manden pakken en
in een vrachtauto naar het stad
huis overbrengen. De tactisch
optredende brandweer wist te
voorkomen dat het vuur de be
lendende percelen al te zeer
aantastte. Niettemin verkeerde
men in het naastgelegen pand
van de heer Boekema in grote
ongerustheid.
In allerijl werden boeken en
andere voorwerpen van waarde
in de zaak van de boekhande
laar Bemdes ondergebracht. Om
half zes werd met het nablus
sen begonnen en toen bleek dat
het vuur de beide bovenste ver
diepingen geheel had verwoest.
De winkel en het woongedeelte
van het huis hadden veel water
schade ondervonden. De heer
Landstra was goed verzekerd bij
de Leeuwarder Onderlinge en
bij de Nederlanden van 1845.
Gelukkig heeft men de zeer
mooie gevel voor instorten kun
nen behoeden, zodat we die nog
kunnen bewonderen.
De Witte Beer brandteen spectaculair schouwspel
kere morgen het hele Waagplein
onder het bloed staan, zo hoog
dat de burgers er tot hun enkels
door moesten waden. Dat was
de druppel die de emmer deed
overlopen. Het stadsbestuur ge
lastte Faust dat hij voor een
bepaald uur van de volgende
dag uit de stad verdwenen
moest zijn.
De volgende dag kwamen op
het afgesproken tijdstip de bo
des van de vier stadspoorten
naar het stadhuis om te melden
dat Faust daar de stad had ver
laten, zodat hij dus op hetzelfde
ogenblik op vier plaatsen tege
lijk de stad was uitgegaan. Maar
even later had men hem weer
rustig in de stad zien wandelen.
Kort voor het banvonnis
tegen hem werd uitgesproken,
had hij in de herberg een knecht
gelast hem te helpen bij het
uittrekken van zijn laarzen. De
eerste laars leverde geen moei
lijkheden op, maar de tweede
zat zo muurvast dat de knecht
hem er met geen mogelijkheid
af kon krijgen. Eindelijk zei de
dokter „trek nu nog één keer
uit alle macht". De knecht
deed het entrok het hele
been er af. Dodelijk verschrikt
viel de man op de grond, ter
wijl de Tovenaar zo vloekte en
schold, dat het hele huis in op
schudding kwam.
Gelukkig voor hem hoefde hij
niet op de stoel te blijven zit
ten, sterker nog, hij scheen zich
op één been even gemakkelijk
te bewegen als op twee.
De waard had intussen het been
achter slot en grendel gezet en
hij wilde het de tovenaar niet
eerder terug geven dan wanneer
deze had betaald met goed geld
en niet met de gouden dukaten
die later in koperen munten
veranderden, een streek waar
mee hij al veel burgers had
beetgenomen.
De dokter vertrok daarop zon
der te betalen en op één been.
Enige tijd later kwam hij echter
terug om eerlijk te betalen en
zijn been in ontvangst te ne
men, maar toen had de waard,
die dacht dat de Tovenaar nooit
terug zou komen, het been al
in het water gegooid.
Goed, goed, sprak Faust toen,
maar dan zijn we ook quitte
Hetgeen door de waard graag
werd bevestigd, blij dat hij er
zo gemakkelijk van af kwam en
Faust ging weg. Buiten gekomen
bleek hij echter eensklaps weer
gewoon twee benen te hebben
net als alle andere mensen
In ver voorbije tijden, toen men
nog sterk in spoken, heksen en
tovenaars geloofde, heeft de „be
roemdste tovenaar aller tijden",
Dokter Faust, lange tijd in
Leeuwarden gewoond. Hij had
zijn intrek genomen in het
„Hooghuis", een herberg aan de
Nieuwestad op de hoek van de
tegenwoordige Lombardsteeg. Nu
nog doen veel verhalen over
deze geheimzinnige figuur de
ronde.
Zo wordt verteld hoe hij de
Leeuwarders wijsmaakte dat het
in hun stad wemelde van de
heksen en tovenaars. Om zijn
stelling te bewijzen wilde hij op
de Lange Pijp gaan staan met
een bos stro onder zijn arm. Al
le heksen en tovenaars die er
voorbij kwamen zouden dan
één strootje uit het bos trekken,
niet méér dan een.
En, zo beweerde hij verder, als
het bos op is zal er nog een
hele groep heksen en tovenaars
om me heen staan die óók graag
een strootje willen hebben,
maar voor wie er dan niet een
meer zal zijn. Helaas is dit
kunststukje niet doorgegaan
omdat de vrouw van de burge
meester óók een heks was, naar
men zei.
Men kon Faust echter lang niet
altijd van zijn slechte streken
afhouden. Zo vond men op ze-
GRAFMONUMENTEN
SCHOORSTEENMANTELS
Of FftmCJtf SHMMOVWfM
SINDS 1930
TELEFOON 30180 - 29278 - 27866 - 28286