'T KLEINE KRANTSJE Duik in 't heel verre verleden door J. Hoekstra Vy VERHAAL OVER Lee van Leeuwarden was een waterloop Bij het lezen van dit boven schrift zullen de meesten onzer stellig denken, hier een artikel tje over de jongste uitbreidin gen e.d. voorgeschoteld te zul len krijgen. Dit is echter niet de bedoeling. In 't Kleine Krant- sje zien we nu eenmaal graag achterom en dat willen we ook nu doen. Wend u maar vast, doch neem de verrekijker. Liefst met een reikwijdte van zo'n 5- 600 jaar, n.l. de tijd dat onze stad zélf nog in de kinderschoe nen stond. Of eigenlijk.maar dat zien we vanzelf wel. Als het u n.l. gaat als mij, zal zo nu en dan, stilstaand voor een van de weinige mooie oude gevels in de binnenstad, of bij beschouwen van een gevelsteen, zo hier en daar de wens bij u zijn opgekomen, nog eens een blik te mogen slaan op het le ven in die ver vervlogen tijd. Zeker, er is op dit gebied wel lectuur voor handen waaruit men zich een tamelijk natuur getrouw beeld over de toestan den in die tijd kan vormen. Waarin we grachten en wallen, kerken en kloosters zien verrij zen en weer verdwijnen. In gro te lijnen zien we dan Leeuwar den in samenhang met de om geving in z'n strijd om het be staan, in z'n „ups and downs". Algemene beschouwingen Dochhoe belangrijk, hoe spannend misschien, het blijven algemene beschouwingen, kon- strukties, waar je van ver naar zit te kijken, als naar een ver zameling oude prenten. Je bent er, je voelt je er niet meer bij betrokken. En dat is toch net niet wat je op zo'n moment verlangt. Je zouja, je zou het leven zélf, al was het maar voor een enkel uur, wéér willen zien op waken. Het dagelijks leven van de „Jan en alleman" uit die da gen. Je zou de kinderen willen zien spelen, de mannen naar hun werk zien gaan, de vrou wen in de buurten zien en ja, vooral horen: roepen aan de kinderen, „ketelen" met elkaar, och, 't kan niet schelen wat. Je zou, al was het maar kort, de karren over de „balstenen" wil len zien en horen ratelen, als het maar echt leefde. Zó dat men zich er bij betrokken zou voelen, dat je er tussen zou lo pen. Edelen Onzin niet Enkel nog wat na men van de „groteren" of de z.g. Edelen met hun wapens, en wellicht met wapenfeiten, maar die van hen, de gewone stads mensen, die zoals de meesten hunner nazaten nu, met hun handen de kost verdienden, am bachtslui, koopliedenmet het wegvallen van hun voet stappen op de straat waren hun namen aan de vergetelheid over gegeven. Maar goed, de winter is weer zowat geweest, het voorjaar kon digt zich al aan: buiten de stad, hoewel koud, gaat de leeuwerik al weer omhoog en duikelen de kiewiten over en rond elkaar. En ook binnen de stad in de tuintjes van de burgers, slaat de lijster en bloeien de crocusjes. Nee, die om ziet die heeft het niet. Op stap Er is ook geen reden om som ber te zijn; zo lang we gezond zijn, ons nog kunnen verheugen in wat er vandaag de dag weer aan kleine maar goede dingen valt te beleven, moet je de dag meenemen. Afgesproken, we gaan op stap en we nemen (maar in 't fat soenlijke hoor) mee, wat we te gen komen. We komen, laat ons zeggen, van de Huizumer kant binnen. Wat zeg ik Binnenko men Maar dan moet je eerst terug naar Goutum. Dan pas kun je van binnenkomen spre ken. Ja, da's ook anders als toen wij 60-70-ers jong waren Maar waar kwam je de stad binnen, toen déze nog maar net benen onder 't gat kreeg Laat ons zeggen rond 1400 Weet u het U kunt het in elk geval weten. Want van de Gou- tumer brug wandelen we op de Wirdumerdijk. En al heeft de Schrans de naam weggemoffeld (kun je verwachten van schran- sers) over de Beursbrug is ie er weer, tot helemaal aan de St. Jacobsstraat. Daar was in 1400 nog de stadspoort. En liep je in die tijd op die dijk al genoeglijk tussen „bou en greiden, nog weer een 200 jaar terug bespoelde het zeewater de westkant daarvan net zo lustig als ze het nu doet rond een plaats in Harlingen. Moeilijk je dat nog voor te stellen. De zee lang „onze" Wurremedyk, zo als we hem in onze jeugd noemden. En dan rolde hij langs de Nieuwestad - ja, die lag toen ook bedolven onder zo'n mach tige waterkering - om, rond de Oldehove kabbelend of bulde rend langs de P. J. Troelstraweg het Noorden in te trekken. In 1400 stappen we de St. Ja cobsstraat door en zijn binnen. Rond 1200 kon dat ook al niet, omdat heel de St. Jacobsstraat een inham, een lang gerekte, natuurlijke haven was, doorlo pend tot aan het Hofplein, waar de Dokkumer Ee in uitmondde. De Eewal kan het ons nog ver tellen. Maar nu we dan toch de klok tot zover teruggezet hebben en dus aan de haven zitten.Hoe zit dat met de naam van de stad zelf De voorste helft heeft natuurlijk niets met leeuwen te maken, doch alles met Lee, dat evenals Ee een natuurlijk ge vormde waterloop aanduidt. Dan „warden". We hebben een Bolsward en de namen van veel Friese dorpen eindigen met „werd", dat zoals bekend, terp betekent. Dat „warden" houdt dus in dat hier niet één doch minstens twee terpen tot een ge heel werden. Wanneer we dan ook een kaart je uit die tijd bekijken, vinden we aan beide kanten van de Eemonding een terp. Dat zijn er al twee. Nu is er nog een oudvader van een naam, door ons dagelijks met voeten getre den, doch weinig gedacht. Dat is de Weerd. In het dagelijks gebruik zegt de naam ons niets meer dan elke andere. Als we er echter dieper op ingaan, dan benadert ze toch wel erg dicht het woord „werd". Dus, hier nog een derde terp Toch niet. We zullen hier hebben te den ken aan „Waard", zoals de Mak- kumer en de Workumer Waard, in zee; in ons geval dus weste een zandplaat, vooruit stekend lijk van de genoemde inham. Een derde terp is er echter wel, al wordt hij op het oude kaart je niet als zodanig aangegeven. Er staat n.l. reeds een kerk en blijkbaar niet zo'n kleine ook, de kerk van Oldehove. En hoe wel de huizen van de verdere bewoners er niet bij staan, zul len we dat toch maar aanne men. Alleen ten zuiden van de kerk, de herenhuizinge van Bur- mania. Zo, 't kaartje er bij, dat verge makkelijkt de zaak. Dit schets je en wat er mogelijk nog mocht volgen, is ontleend aan het boekje geschreven in 1935 door Mr. T. Algera, „Leeuwarden door de eeuwen heen". We zien het water spoelen rond de Oldehove, We zien het kab belen in de prachtig beschutte natuurlijke haven. Ook de Ee, welke haar water er op kan lo zen, het oude Leeuwarden er boven, de terp van het nieuwe re er onder. De familie Cam- mingha is dan blijkbaar al een tijdlang precent, de naam komt al op drie plaatsen voor. Dat evenwel Oldehove het vroegst bewoonde deel is, volgt wel hier uit, dat oud Leeuwar den ook Nije Hove genoemd wordt. Dan zien we, midden rechts het Vliet, dan nog De Vliet genoemd. Vliet wijst even als Ee en Lee op een van oor sprong natuurlijke waterloop. Wat opvalt is dat deze net even voor het bereiken van de Ee een scherpe hoek maakt, rond de onderste terp stroomt en zo in zee valt. De Zuidvaart, de latere Weaze loopt er in uit. Hier zouden we het bij kunnen laten, maar.houdt u van puzzelen Help dan even een handje mee. Want, die scherpe knik daar in die oude Vliet, die ligt me niet. Een rivier, een beek, een „slinke" kan soms gekke bochten maken, maar je ziet toch zó dat natuurlijke om standigheden er de hand in heb ben gehad. Maar zó een hoek Da's secuur mensenwerk. Je voelt, als ie z'n zin gedaan had, had hij even doorgezet om bij z'n collega te komen. En anders hadden u en ik hem toen wel een zetje mee willen geven. Nietwaar Een boel onkosten- besparing. Want die waters heb ben onderhoud nodig. Er was dan slechts één sluis nodig ge weest. Ongenoegen Ongenoegen tussen Oud en Nieuw L. De Friezen kennen de zou 't je niet verwonderen. Niet eens kunnen worden.... bijleggen We graven ons liever een eigen uitgang naar zee Er is evenwel nóg een mogelijkheid, n.l. dat nog weer vroeger het zeewater ook rechts van de Wir dumerdijk toegang heeft gehad, waartegen men daar een dijk opwierp. Tenslotte kan er een polderdijk opgeworpen zijn tegen een gro- zeedijk links is de noordzijde van de Nieuwestad, de zeedijk links is de Wirdumerdijk.

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1967 | | pagina 6