En de baas er achteraan
DE GROENE WEIDE VEERTIG JAAR GELEDEN
HARDFIETSEN NAAR TIETJERK
TOL IN DE PLOEMPERT
Restaurant SCHUYT
ADVERTENTIEBUREAU
'T KLEINE KRANTSJE
li
Topperstied.
Welke redder
Uit goed voor U
LEEUWARDEN - VRED DE VRIESSTRAAT 1 - TEL 20302
Toen ik laatst een van de ver
halen las, welke de heer K. uit
z'n jeugd opdiepte - hij vertelde
o.a. over een onvrijwillig bad bij
de Beursbrug - schoot me een
soortgelijk geval te binnen, dat
mij ongeveer in die zelfde tijd
overkomen is. Wel niet bij de
Beurs-, maar bij de Potmarge-
brug.
We hebben allemaal wel eens
geboord van die zuinige boer
van wie gezegd werd dat bij
voor een „cent" dood wou gaan
als ie maar wist dat ie voor een
„halfje" weer levend kon wor
den. Dan was dat halfje maar
weer verdiend Ik weet niet of
ze er nog zijn, maar ja, vroeger
dééd je wat voor een cent. En
zelfs voor een halfje. En twee
centen Mensen dat was ge
woon een kapitaal in onze ogen
die toen nog maar acht jaar de
wereld ingekeken hadden.
Daar kon je heel wat voor ko
pen, o.a. een „settop", zo'n tol
waar je een stuk touw omheen
wond, hem op een bepaalde
manier vast pakte en van je af
gooide, zodat hij door het touw
tje in een snel draaiende bewe
ging gebracht werd. Daar was
natuurlijk een zekere handig
heid voor nodig, doch het ging
ons, al maar doende, tenslotte
heel „lienig" af.
En zo goed als in de kleppertij d
de houtjes ratelden van de eer
ste stap uit school tot de laatste
op het straatje voor huis, zo was
in de „topperstied" niet de man
maar de top baas. Je tolde staan
de, gaande, zittende bij de tafel
als 't moest, je tolde hollend
naar of van huis Mijn pad
voerde me geregeld van huis
naar school en vice versa, dat
was tussen Achter de Hoven en
Schoolstraat, dus achter de Har
monie. 't Was een pittige wan
deling dus, zo vier maal daags.
Met het klepperen was de tent-
commandant dan ook ettelijke
keren dronken en in de „top
perstied" werd het touwtje on
telbare malen rond haar slacht
offer gedraaid.
Zo ook op die voor mij bijna
fatale dag, op die fatale plek
bij de Potmarge. „It kin de mas
ter misse" en het miste mij een
moment. De tol draaide niet op
haar punt, doch op haar zij, en
wel in een rechte hoek op mijn
richting. Voor ik het kon ver
hoeden - en geloof maar dat ik
er om gespurt heb - lag ie in 't
„majum". Evenwel, ik bofte,
want daar lag een schip met een
hoge turflast tegen de niet min
der hoge kade. Daar dreef mijn
tol tussen schip en wal. Die tol
maar laten varen Wat dacht u!
Zomaar een tol van twee centen
gedag zeggen Toe nou
Ik schatte de afstand en sprong
op de bovenlast. Toen bij de
kop van 't schip er bij neer, een
duik over 't scheepsboord en ik
had 'm. Ziezo, binnen. De tol in
de broekzak en.Ja, hoe nou
verder. Van dat voordek af tot
op de last was nog hoger dan
tegen de wal op. Maar dat was
ook nog al een sprong.
Zo stond ik even te meten en
te berekenen. Doch in die tijd
had zich op de walkant een he
le kluit kinderen verzameld, om
mijn experiment gade te slaan.
Vlak voor me stond een meisje
dat ver boven de anderen uit
stak. En die maar roepen en
aanmoedigen: „spring maar ju,
toe maar. Wij krije die wel
beet". Nou 't kind meende 't
natuurlijk best, maar daar was
ik er niet mee. 't Leek me niet
goed, maar tenslotte - ik moest
toch eens van dat schip -
sprong iken natuurlijk te
gen de benen van m'n hulpvaar
dige dienares, waarop ik prompt
terug stuitte.
Hiermee ging m'n tol ten twee
de male de „ploempert" in,
maar nu in gezelschap van haar
eigenaar. Ik geloof dat ik te ver
bouwereerd was om te schrik
ken. Dat herinner ik me ten
minste niet meer. Wel de prik
kel in m'n neus, de bekende
bobbelklank in m'n oren, (ik
had er n.l. al een paar keer eer
der in gezetenj dat het donker
der werd en dat er mooie kleu
ren voor m'n ogen kwamen.
Gek dat ik me later nooit meer
kon indenken, echt bang te zijn
geweest. Maar goed, ineens werd
het weer licht boven me, ik
voelde een greep in m'n kleren
en hoorde gedempt iemand roe
pen: „Ik hew'm Nou ik zal u
maar niet meenemen naar m'n
moeder. Dat is toch ongeveer
altijd hetzelfde lied. Maar zo zie
je toch maar weer, wat je als
kind kunt uithalen voor een
ding als een tolletje ter waarde
van twee centen
Nog dit. Het was tegenover die
„gloppe" op 't Zuiderplein en
't moet een knecht uit een pak
huis daar geweest zijn die m'n
leven gered heeft. Hij heeft bui
ten de dank welke hij gevoeld
ALKMAAR - Stationsplein J. de Jong
In het begin van 1927 werd in Leeuwarden een afdeling van de Noordelijke Wielerver-|
eniging opgericht. In mei hield de jonge vereniging haar eerste wedstrijd: tweemaalI
Leeuwarden—Tietjerk vice versa. Deze foto werd onmiddellijk na het beëindigen van del
race gemaakt. We zien de trotse winnaar J. Visser, geflankeerd door de broers Meulen-[
kamp, rechts W. Meulenkamp, tweede en links J. Meulenkamp, derde prijswinnaar. Naast I
de tweede prijswinnaar zien we de heren Feiters en Mellema, vroeger bekende figuren in|
de Friese wielersport.
FENNO SCHOUSTRA'S PUBLICITE ITS K ANTOOR
advertentieplaatsingen in alle dag- en nieuwsbladen
periodieken en vakbladen - advertentiecampagnes
moet hebben een kind van de
ondergang terug te halen, geen
bedankje gehad. Zal dat ook
niet verwacht hebben wellicht.
Daar was je geloof ik zo druk
niet mee, toen. Toch denk ik
wel eens: ik zou wel eens willen
weten of die man nog leefde en
als hij nog in Leeuwarden
woont, zou 'lc hem nu nog eens
willen ontmoeten. Enfin, wie
weet. Het moet nu zo'n 54 of 55
jaar geleden zijn. De man zou
dus naar de 80 lopen.
J. H.
Dagorder van 3 aug. 1881,
betreffende pleiziertreinen
„Bij vertrek en ook bij aankomst
van pleziertreinen naar deze ge
meente dienen de wachtkamers
en het perron voor het niet rei
zend publiek afgesloten te zijn.
Vooral bij vertrek is de toevloed
van de nieuwsgierige ingezete
nen zoo groot, dat de te geringe
ruimte aanleiding geeft tot ge
drang en wanorde. De deuren
der wachtkamers dienen aan de
zijde van het perron open te
blijven, zoodat de reizigers zich
direct op het perron naar beide
zijden kunnen verspreiden.
Vooral met de jaarlijkse pleizier- j
treinen uit Groningen en om
streken, die doorgaans 1000 tot I
1500 personen aanbrengen is de
ze maatregel hoogst noodzake
lijk. De navolgende punten die
nen bewaakt te worden:
Bij vertrek: 2 man hoofddeur; x
man deur wachtkamer ie en ie
klasse,- 1 man deur wachtkamer
3e klasse; 1 man toegang door
het weeglokaal; 1 man houten
hek bij de toegang naar de koe
heuvel; i man houten hek aan
de zijde van het perron; 1 man
reserve op het perron. De poort
- hoofduitgang - dient goed ge
sloten te zijn.
Bij aankomst: de controle be
hoeft dan niet zo streng te zijn,
maar wel dient een man of vier
voor de poort precent te zijn om
voor een behoorlijke passage tc
zorgen.
De C. v. P. A. Doijer
Dit is een foto van de Groene Weide aan de Harlingersingel, zoals het café er een veertig jaar geleden heeft uitgezien: het plaatje werd
in 1928 gemaakt. Het gebouw had toen nog altijd het uiterlijk van een dorpsherberg. Bij de eerstvolgende verbouwing is de hele voor
gevel veranderd, de serres rechts werden toen bij het gebouw getrokken. Het naastliggende plein was toen nog standplaats voor de
autobussen.
Zaten twee heren aan stamta
fel van zeker restaurant aan de
Voorstreek, nu een dertig jaar
geleden. Zei de een: Wedde om
een tientje, da'k met een stieve
poot naar 't station durf te lo
pen?" Zei de ander: „Akkoord!"
Heren begaven zich naar buiten
en zonder enige moeite liep uit
dager met stijf been naar het
station. Verliezer betaalde
prompt, waarna gelukkige win
naar zich nog wel even veront
schuldigde: ,,'k Had oek niet
anders kannen, 'k hew al twaalf
jaar een stieve poot...."