BRANDEN TEISTERDEN DE STAD EN EISTEN TIENTALLEN SLACHTOFFERS 1 1 1ENAULT OSIER 'T KLEINE KRANTSJE Uit het jonge Leeuwarden R NAAR 5 Onze medewerker, de heer J. Hoekstra, vervolgt van daag zijn verhaal over het jonge Leeuwarden van en kele eeuwen terug. We zul len in dit verhaal kunnen lezen hoe de stad in vroeger jaren verscheidene malen door felle branden geteisterd werd, waarbij tientallen slachtoffers gevallen zijn. De heer Hoekstra vond de gevolgen van deze drama's opgetekend in een register van de belastingen. Het register zelf is verdeeld in de eerder genoemde espels: Kempema- Minnema- Oldehoof- ster- en Hoekster espel. En ver der worden de betrokkenen ge noemd, die de huis- en/of huis stederenten verschuldigd zijn, b.v. „zoveel Fl(orenen) resp. st(uivers) en (o)ort, Wilkes huus, den stede (waar dus de woning op gebouwd is) Meint"; waarachter dan diens fl enz. De floreen was een munteenheid, welke we misschien het best kunnen vergelijken met onze gulden. Als een erfenis uit die tijd hebben we zelfs nog de fl. of nu nog de f, geschreven voor een zeker bedrag, overgehouden. Verder is het hier in zover dien stig, om ons te vertellen dat Geert skutemaker een drukkere bedoening moet hebben gehad dan Pybe dito, omdat diens huis voor zoveel meer fl aangeslagen stond dan de laatste. Of, dat Sierk bakker in z'n huis van maar III fl. aan huisrenten, vast niet zulke zoete broodjes bakt als Wybren dito met VIII fl. Jan kende ze allemaal. Je merkt dat zelfs in deze broodnuchte re opsomming. Hij leeft met ze mee en hij kan het dikwijls niet laten daarvan te getuigen ook: ,,-fl.-st. de huisstede daar Jelmer op verbrandt is„-fl.-st.-het huus, de kinden gingen om brood hij meent daarmee bede lende kinderen) en zijn alheel verbrand". En dan hier: „tien cameren, daar arme blynden in cropelen.." je ziet het gewoon voor je ogen gebeuren en je hoort 't medelijden in hem op komen wanneer hij dit beeld schrijvend, voor zich ziet. Weinig in 't laadje En zo gaat het maar door. Het zal Albrecht z'n zorg wel ge weest zijn, wat zich daar alle maal in de stad afgespeeld heeft. Mogelijk heeft hij z'n baardig hoofd geschud dat er door al die armoezaaiers zo weinig in 't laadje kwam. Doch daar denkt Jan niet aan. Er zijn veel Uitge leefde en afgebrande woningen, wat Oldehoofsterespel betreft. Mr. Algera vermeldt, dat er in datzelfde jaar opnieuw een gro te brand heeft gewoed, welke, ontstaan in de school bij de St. Vituskerk, zo'n omvang nam dat de hele omgeving van Klei ne Kerkstraat, Bagijnestraat en een deel van de Nieuwestad verbrandde. Opnieuw gingen er zo'n 200 woningen in de as, voor men het vuur meester was. Hij schrijft door, en wij lezen verder. Natuurlijk, 't is ver schrikkelijk, zoiets Maar verder doet het ons weinig meer. Jan Rattalar beleeft het opnieuw, terwijl hij de belas- tingcijfers neerschrijft.en duwt ons in z'n kinderlijke schrijftrant met de neus op het vele leed dat hij zelf had mee gemaakt. Dat er zo dikwijls in- plaats van „huis" het woord „camer" gebruikt wordt, wekt het vermoeden, dat, wat van zo'n huis overeind was gebleven nog weer bewoond werd. Hier: „Lenert, woent in een se- venvoets huuske". En om dat nog te beklemtonen: „is clein". Ja Jan, een woning van twee meter tien is inderdaad klein. Dat had je niet hoeven zeggen. Hij zegt het eigenlijk ook niet, maar hij beleeft dat geval op dat moment en z'n hand schrijft het neer. Doch ook zonder dat het ons in zoveel woorden verteld wordt, kunnen we ons al lezende veel kunnen vinden, n.l. onder de „Mester" barbieren, welke, han dig als ze waren in de omgang met het scherpe mes, er zo een oortje bij verdienden. Je lacht even om zo'n vreemde toestand. J. HOEKSTRA Maar dan tel je: 10 kistenma kers.... en je lacht niet meer, omdat je een rekensommetje maakt: 10 kistenmakers Welke (in gemiddelden gerekend) dus elk uit de sterfgevallen onder doen. Tekenend is b.v. dat er in dat kleine espel 5 goudsmeden wonen. Verder telt het 3 schrij vers, scriuers noemt Jan R. ze, waar uit blijkt dat het Fries toen nog de voertaal onder de bevolking was. Deze schrijvers voelden zich dus ook het best thuis in deze oase van rust. Alleen Jan schijnt daaraan geen behoefte te hebben, hij verkiest de Oldehovebuurt. Dan zwaaien er twee „fleishouwers" hun lan ge messen in M.e. Da's niet veel denkt u. In onze ogen niet. Maar de overige espels tellen er slechts een met elkaar. Vlees is dus wel een zeer grote luxe ge- Kleine tip voor warme dagen. uit die tijd voor de geest halen. Zoals gezegd, wordt elk die een beroep uitoefent met z'n be roepsnaam vermeld. Ook komen we het juiste aantal woningen te weten. Het zijn er, zonder die van de edele heren, een 720, ver deeld over de vier espels. Dat zou betekenen, 720 gezinnen; daar er echter heel wat een- manskamers tussen zitten, loopt dat gezinsaantal weer een flink eind terug. Anderzijds, zullen we met het schatten van het zielenaantal weer rekening moe ten houden met de bevolking van de kloosters. Toch zullen we er met een 2500 niet zo ver af zijn. Hiertussen tellen we niet min der dan 58 beroepen, uitge oefend door welgeteld 276 men sen. We zullen er hier niet een uitvoerige lijst van geven, er zullen er in de loop van dit ar tikel vanzelf velen genoemd worden, maar u kunt de bedrij vigheid er al vast uit opmaken. Geen dokters Doch het vermelden van al deze beroepen laat ook weten welke er (nog) niet zijn, en ook dat is belangrijk. B.v. dokters Je vind er prac- tisch geen. We komen een Mes ter Joest wondtarts en een Feije Doctrix Trijmane tegen. Doch we weten waar we de anderen hun aandeel van 250 zielen, hun brood moeten verdienen. Hoe veel kisten moet zo'n man per week maken Toch gauw een zestal dunkt me waar het vol wassen betreft en voor kinderen het dubbele getal. Dat zou dan twee, resp. vier sterfgevallen per dag zijn op de 250. Daar denkt Jan R. niet aan bij het schrijven. Hij is daar aan gewoon, er mee vertrouwd. Doch wij We zullen het heus niet opnemen voor het beleid onzer landelijke huisartsen maar tochhoe hoog moet dat sterftecijfer wel geweest zijn Een kransenmaker ontmoeten we. Hij woont evenals negen van de tien kistemakers in Ol- dehoofster espel, dus dicht bij de werkgever. Doch deze men sen schijnen zo onmisbaar niet als de anderen.... Nee, graf kransen zijn in die tijd bij de bevolking nog geen gemeen goed. Genoeg hierover, we zoe ken de levenden. Je merkt al gauw dat in Menne- ma espel verreweg de meeste welgestelden wonen. Dat zal wel kloppen; daar, tussen Eewal en Voorstreek lag het oudste han delscentrum. In Jan z'n tijd is het reeds door een dikke man tel omgeven aan welke buiten kanten het drukke, bezige leven bruist. Doch het oude Menne- ma espel deert het niet. Zij kun nen het verder wel rustig aan weest welke alleen de groten zich konden veroorloven. Tim merlui vind je niet in M.e. Ol- dehove had er 6 en Hoek telde er 4. Wevers 20 man zorgden voor de nodige textiel. Wat zou je niet willen geven om al de zen nog eens te zien zitten ach ter hun weefgetouwen Dat het in die tijd overigens geen luxe bedrijven waren, blijkt weer hieruit, dat er 12 werken in O.e. en in M.e. géén, in de overige elk 4. Kempema espel toont weer een heel ander beeld. Daar moet het zo door de dag een gekling-klang van staal op staal, een getimmer en geklop geweest zijn, dat horen en zien je ver ging. Daar zag je de wagens en handkarren af en aan rijden naar de beurtschippers, daar ook zag je de rogdragers de zware roggezakken torsen en karren en wagens opladen Jan R. noemt 6 rogdragers. Waar de hoog opgetaste wagens met hun rogge heentrekken Stellig naar de buitenkant van Oldehoofster espel, want daar vinden we de molenaars, 6 in getal. H.e. heeft er 1. Dat zal zijn wegens de heersen de westewind. Dat de dragers uitsluitend rogge zouden „ver stouwen" is moeilijk in te den ken. Doch het bewijst wél, dat rogge het hoofdbestanddeel van hun werk was. We kunnen dan ook veilig aannemen dat rogge brood hét volksbrood geweest is. Tekenend is dat er 28 namen met de toenaam bakker voorko men en een wordt aangeduid met Jan Witbrood. Of de laatste werkelijk bakker was is niet met zekerheid te zeggen. Ook toen had men z'n „stadsfiguren", maar stellig werd er wel wit brood gegeten ook. Doch zowel de rogdragers als Jan witbrood vertellen, dat het naar verhou ding heel weinig moet geweest zijn. Mennema-kost zou je wil len zeggen. Bruine bonen. Verder zal het volksmaal be staan hebben uit alle dagen bruine bonenen erwten. Aardappels Amerika was toen nog maar krap-an 20 jaar be kend en er zullen nog heel wat jaren verstrijken voor en aleer het tot volksvoedsel wordt ge promoveerd, of wellicht in de ogen van velen uit die tijd: ge degradeerd. Het is n.l. in 't be gin lang uitsluitend grotelui's kost geweest. VERKOOP VAN DEN MOLEN HET FORTUIN, met ERF en HUIS en ERF te Leeuwarden. De notarissen DE HAAN en Mr. ALBERDA te Leeuwar den zullen, mede ten verzoe ke van den heer R. BLOEM BERGEN SANTEE aldaar, q.q., op Maandag 16 Januarij 1871, 's morgens 10 uur, bij Bottinga in het nieuwe Blaauwhuis aldaar, provisio neel, en later bij Brouwer in het schippershuis, mede al daar, finaal verkopen: 1. Den hechten, bijzonder ruimen en welbeklanten WIND- ROG- WEIT- en MOUTMOLEN, Het For tuin genaamd, en groot erf c.a., staande op den dwinger bij de voormalige Wirdumerpoort te Leeu warden, lett. D no. 175, ka daster sectie B no. 1459, groot 12 r. 57e vierkant, bij de Wed. J. van der Laan en S. van der Meulen in gebruik. 2. Eene hechte daarbij gele gen WOONHUIZINGE, PLAATS en BLEEK, lett. D no. 59 el vierkant. Bij S. van der Meulen en ande ren in gebruik. Beide percelen te aanvaar den den 12 mei 1871. Voor waarden te vernemen biljet ten te bekomen bij de nota rissen en den heer Santema voornoemd. m i SPANJAARDSLAAM M2 UUUWAAOXN -TB-V. CSIM-aOMJ

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1967 | | pagina 5