lit het jonge Leeuwarden p><ooit ."■(VERVOLGVERHAAL) j. hoekstra GASverwarming 'T KLEINE KRANTSJE S. SMITS Iii heel de 16e eeuw werd er I al meer buiten de stad, vooma- I melijk aan het Vliet, gebouwd, wat door de stadsoverheid met [lede ogen werd aangezien. Het I waren n.l. grotendeels vakmen- Isen, welke zich niet aan de gil- Idekleuren wilden onderwerpen, [schippers en kooplui. |En geregeld waren er strubbe lingen. Toen deze Vlietsters [tenslotte een verzoek indien- (den, een eigen bakker te mogen [hebben, werd dat van de hand [gewezen. Wie de voordelen van het buitenleven wilden genie- [ten, moesten met de lusten ook I de lasten maar nemen. Jan Wit- I brood en z'n maten zaten dus goed onder de plak. Immers zal er voor een van hen wel I een beter stuk brood ingezeten hebben, daar aan de overkant. I Maar, wou je bakken, dan moest je meel hebben en daar voor moest je de mulder ge bruiken. En die zou het allicht best willen verstrekken, als hij maar alleen van de wind afhan kelijk was. Je kón natuurlijk meel laten aanvoeren, aangenomen dat een van de schippers dit desnoods clandestien wilden doen. Doch ook hij kon van de wind alleen niet leven. Het aangevoerde meel zou dus duurder worden en dat bracht mee, dat de man I z'n broden licht een oort duur der gingen worden. En hoe de Vlietsters om hrood zaten te springen, dat kon je van hen niet vergen. Geloof maar dat menige moeke haar Klaske of Pietsje dan toch maar even over de gracht zette, om het in de stad te halen. Verder laten we de Vlietsters nog maar even roepen, blijkbaar hebben ze toch eenmaal hun zin gekregen. We trekken naar binnen en bij het zien van al die kleermakers daar met ge kruiste benen op hun werkta fels, weten we dat 1500 ook al lang geen tijd meer is van men sen in dierenhuiden. Er zitten er uitgerekend 20 „scroeren" met hun naalden te manupule- ren. En dat kan toch weer niet allemaal voor de grote lui be doeld zijn, al zitten de meeste weer in M.e., n.l. 6. De andere espels zijn er met 4 en twee maal 5 niet zo ver af. Maar over Batavieren gespro ken, want daar dacht u toch ook aan met die beestevellen Nou ja, we weten wel beter na tuurlijk, doch wat je in je jeugd leert, laat je slecht weer los. Maar laat dat daar. Ik kwam er zo op door de snijders en nu belanden we bij de pelsmakers; wel geen twintig, maar toch wel acht. Hoe zit dat nou weer. En je vindt ze alleen in, laat ik kortheidshalve zeggen, de volks wijken. Wat natuurlijk niet zeggen wil dat ze niet voor Mennema in 't bijzonder hun velletjes verwerken. Via de Cra mers vinden ze hun weg wel. Maar.acht Aan de F1 voor hun namen te zien hebben ze het niet zo breed. Maar wat zal het gewone volk afnemen van hun waar Vader misschien een muts voor de winter waar hij zelf mogelijk een of twee „knieneveltsjes" voor aange bracht heeft Zou kunnen; geeft met de feestdagen een extraatje in 't pantsje, wat het vlees betreft. Moeke en de doch ter een warme mof Lijkt me voor de arbeidersstand ook niet gewoon, al neem ik aan dat we cultureel steeds geneigd zijn, de mensen van toen te laag aan te slaan. De vrouwen van veel goede vaklui zullen allicht die van de gildemeesters gevolgd zijn en die weer de gegoede middenstand enz. Een mof, een „boa" (weet u het nog Zo, en dan kwamen op marktdag niet altijd alleen de boeren binnen de poorten, ook hun vrouwen wisten best wat er te koop was. Nou dan redden die pelsers het ook wel weer. Smeden, we hebben ze al ge hoord, spelen eveneens een grote rol. Er zijn er zestien. Al licht vinden we de meeste, n.l. zeven in K.e., Oldehove vijf, Hoek heeft er drie. Mennema één. En opnieuw probeer je je een idee te vormen wat dezen uit hun gloeiende staven produ ceerden. Kurassen, als in de „goede" dagen van Nanninck en Nolle Izermans voorgangers, was wel afgelopen. Hoefijzers Hadden dunkt me de mensen op het land en de modderwe gen ook niet nodig. Ja, ik vraag maar. Als iemand een ander idee heeft, voor de draad er mee. Juist leuk in ons kleine familieblad Kachels, die stellig wel. Zullen merendeels wel kookkachels ge weest zijn, welke meteen de niet te grote kamers verwarm den. En dan stellig schoppen en aanverwant gereedschap voor het boerebedrijf. Speciaal sier- smeedwerk voor hekwerken en muurankers zullen we wel licht weer bij die in M.e. moe ten zoeken. Aan de hand van de molenaars telden we zes molens in Olde- hoofster espel. Toch moeten we een over 't hoofd hebben gezien, n.l. een oliemolen. Wa ren we Powel Olieslager niet tegen het lijf gelopen dan had den we die boot gemist en toch is het belangrijk te weten dat ook die er geweest zijn. Moge lijk waren er zelfs twee, daar we nog een Lysbeth Olij slager tegenkomen ook. Wel is dit blijkbaar een vrouw en zit het er wel in dat we hier met een weduwe te doen hebben, doch waarom zou zij niet een oud, gevestigd bedrijf gaande kunnen houden met knechten of grote zoons. In de landrenten welke de huren vermelden van grond buiten de grachten vinden we een stuk grond aangegeven van „Lijsbeth olij slagerskinderen" Daar moet trouwens een molen gestaan hebben ook. Alle merken, Vak kundige maar goed kope aansluiting. Doe uw voordeel bij Erkend Gasfitter Ramstraat 9 - Tel. 30964 LEEUWARDEN NIEUW ADRES: westerkade 1 3 DE SINT JACOBS- STRAAT was vroeger veel langer dan nu en liep eertijds van de Nieuwe- stad door tot de Jelgerapoort, die aan de Grote Kerkstraat stond. Onze voorouders spraken van de Grote Sint Jacobsstraat en de Kleine Sint Jacobsstraat. Sinds de naam van de Kleine Sint Jacobsstraat veranderd is in Beyerstraat, is de toevoeging „Grote vervallen voor de „ge wone" Sint Jacobsstraat. DE WIJNBERG was omstreeks het midden van de vorige eeuw een logement aan de westkant van de Wirdu- merdijk, de Wijnberg stond naast de Valk. Van beide oude huizen hebben we al eens een fraaie tekening in 't Kleine Krantsje afgedrukt. HET HUYGENSHUIS was een pand aan de noordzijde van de Oude Eewal bij de voor malige Minnemabrug. Hier woonde vroeger het geslacht Huygens - een zekere meneer Lenard Huygens is in vijftien zoveel even burgemeester van Leeuwarden geweest. De naam MUNNIKEHOF is helemaal in het vergeetboek geraakt. Het was eertijds de omgeving van het vroegere Ga- lileërklooster. Door het Munni- kehof loopt nu de Galileër Kerk straat. Munnikehof werd ook wel Gleisterhof genoemd. HET OUD KANAAL heette de nauwe en gedeeltelijk overbouwde sloot, die evenwij dig aan de Grote Kerkstraat liep in de richting van de Boterhoek. In i66r werd de Oude Gracht verlengd met een stuk van de Boterhoek naar de stadsgracht bij de Oldehove. Er is nu hele maal niets meer over van het Oud Kanaal. HET SPRINGEND PAARD was een goeie honderd jaar ge leden een herberg ten zuiden van de tegenwoordige Wirdu- merpoortsbrug bij het begin van de Schrans. De berberg zal wel een uithangbord met een sprin gend paard hebben gehad. Het ligt voor de hand, dat hier de mensen van buiten hun paarden uitspanden. DE WIJDE STEEG is een veelvoorkomende naam in Leeuwarden, want er zijn verschillende stegen, die zo zijn genoemd. De Bargejagerssteeg, die officieel Oude Lombard- steeg heet, werd ook wel Wijde Steeg genoemd, waarschijnlijk in tegenstelling met de even wijdig aan de Bargejagerssteeg lopende veel smallere Hoedema- kerssteeg. HET WAPEN VAN AMSTERDAM was een huis aan de noordkant van de Tuinen en wel het pand nummer 23. Boven de voordeur was het wapen van Amsterdam in glas aangebracht. DE TONTJEBRUG, die ook wel Waagsbrug heette, lag vroeger over het water van de Nieuwestad, vlak bij de Waag. De brug ontleende z'n naam aan de botertonnetjes, die hier indertijd werden aange voerd. In 1871 is de Tontjebrug afgebroken, deze aardige foto met vaag op de achtergrond het topje van de Nieuwe - of Sint Jacobstoren, is dus een goeie honderd jaar oud.

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1967 | | pagina 9