Heren van de Prijszettersvereniging bleven nog even gezellig bij elkaar Herinnering aan De Boeiekoning Hier lachten opa en oma om 'T KLEINE KRANTSJE radiotoestellen televisietoestellen stereo-muziekmeubelen transistorradio's In nummer 74 van 't Kleine Krantsje heeft de heer Fr. kostelijke herinneringen opge haald aan de eens in Leeuwarden florerende Pr ij szetter sver eniging. Graag geven we hem vandaag het woord voor een vervolg op dat mooie verhaal van toen. 't Was voelbaar een opluchting toen even voor tien uur de voor zitter de hamer liet vallen en de vergadering sloot. Het „officiële gedeelte" had hij gezegd was ge ëindigd en zij die nog even wil den blijven konden dit „gerust doen". Hij was blij de bijeen komst op „een menselijke tijd" te hebben kunnen sluiten en wenste allen „straks een wel- thuis". Maar er vertrok niemand. Het „gezellige gedeelte" nam weer een aanvang. Er werd „Catz brandewijn met" en „Beren burg met" door de ouderen be steld. Schrijver dezes meende dat laatstgenoemde drank eigen lijk was voor het opwekken van de eetlust en dat dit dus meer 's morgens gedronken werd, re den waarom hij het nog nooit had besteld. De besteller hier van meende dat deze „vlieger" niet geheel en al opging en dat dit bij avond ook zeer goed drinken was. Schrijver dezes moest voor rekening van hem eens proeven. Nee zonder gek heid, het zou hem best smaken. Alzo geschiedde. Een der oudere aanzittenden haalde een versleten sigarenko ker te voorschijn, nam er een sigaar uit, bekeek deze met ken nersblik, stak aan, hield de si gaar onder de neus en snoof met welgevallen de geur op. Daar dit opviel stelde een ander de vraag of de oude baas mis schien opnieuw gefeliciteerd moest worden met het uitloten van eigen geld uit de Staatslote rij. 't Zou de eerste keer niet zijn.... en het geluk was toch immers altijd met de dommen. Repliek. Er volgde repliek. Men moest de zon in het water kunnen zien schijnen en niet hatelijk worden meende een andere aanzittende. Maar de gelukkige bezitter van de blijkbaar goede sigaar meen de een nadere toelichting hier op te moeten geven. Hij liet ons raden van wie hij deze had ge kregen. De algemene gedachte was van een notaris, maar dit bleek onjuist te zijn. De goede gever bleek een huurder te we zen, wat stomme verbazing te weeg bracht. Nou ja, zo was het nu ook weer niet precies. Zijn vrouw had de ze van zijn beroerde huurder „de koloniaal" gekregen. Wij kenden deze man niet alleen, maar hadden de verhuurder zo voor en na wel zoveel hierover horen vertellen, dat gezien de verhouding tussen de partijen, eigenlijk de verbazing ten top steeg. Een der aanzittenden meende dat dit nu een echte ko loniale streek was. Naar de vrouw toe als de baas weg was en een sigaar voor deze achter laten. Neen, dat was de kift. Geen verkeerde conclusies trekken. Nee, de zaak was deze dat hij maanden lang geen huur had ontvangen. Tenslotte de deur waarder ingeschakeld en aan de ze was betaald. Nou ja, het kostte de „percenten" maar het geld was toch binnen. En laat hij nou vanmorgen bij de vrouw gekomen zijn en zelf de nieuwe verschuldigde huur hebben ge bracht. De Radja was jarig jis pensioen was ontvangen) en daar hij veel afwezig was, zou hij het voortaan zelf bij pensi oen-ontvangen wel even aan brengen. Over het oude zeer moest zand.... en een sigaar voor de baas. Begrijpen deed je dergelijke mensen niet maar en fin zo was dan toch het feit. En der aanzittenden was van oordeel dat de verhuurder dit voor z'n lankmoedigheid ook wel had verdiend, 't Was maar goed dat hij het woninkje niet had. Niet betalen, de deurwaar der nemen en zonder pardon er uit donderen. Ja, meende de verhuurder, zulks zegt men wel gemakkelijk. Maar kwam het huisje leeg, allicht moest er iets aan gebeuren. En wat kreeg je er weer in. Een huishouding waardoor het huis je vaak erg te lijden had. Voor dat het bewoond werd door een man alleen, ja, een blind paard kon er geen kwaad doen, maar het huis had niks te lijden. En dat de bewoner af en toe eens „onder water" was en meerdere keren met „een stuk in de kraag" thuis kwam, enfin, dat was zijn zaak. Als men heibel wil hebben, dan moet men zich met andermans zaken bemoeien en succes is verzekerd. Dat had de tijd hem wel geleerd. Oud krot De man tegenover hem was van oordeel dat bij vertrek van de koloniaal niemand meer in het oude krot zou willen wonen. Een pakhuis was het. Geen lood verf op ramen of deur. Er werd opnieuw „besteld" en het leek dat het gesprek op een ander onderwerp zou overgaan. Aan de andere tafeltjes werden ook levendige gesprekken ge voerd. De kastelein kon er niet aan deelnemen, want er was steeds wel iemand die hem no dig had. Maar aan ons tafeltje werd de koloniaal geen rust ge gund. Zijn doopceel werd ge licht. Vroeger twaalf ambach ten, dertien ongelukken, nooit willen oppassen. Tenslotte ge tekend en naar de Oost. Jaren later min of meer oud en afge takeld in de geboortestad terug om daar eenmaal het eind te halen. Dat zou wel in de P.H. of in het Stadsverzorgingshuis eenmaal plaatsvinden, was de gedachte. Maar de kans op P.H. bleek het grootst. Hij was niet iemand om in het gareel te lo pen of het moest met de „zweep achter zich" zijn. En „de stad" zou de laatste reis wel moeten betalen. Het pensioentje kwam grotendeels in het „Schavot" (hoek Ritsumastraatje) of „de Loopgraaf" (Potmarge) terecht. Flottow en meubelmaker Burg van de Nieuwestad, dacht schrij ver dezes, zouden later wel geen kransen sturen. De andere in zittenden waren het hiermede wel eens. Van een ander tafeltje werd ta melijk luid gevraagd of men nog altijd in die verrekte koloniaal zat. Onze oude verhuurder, waarschijnlijk door de „Catz met" ad-rem geworden, ant woordde dat hij niet kon praten over een huurster die ging „ba nen" waarop algemeen gelach. bij de Put Telef. 33125 en 23172 Een der leden kwam van zekere plaats. Zijn pas was niet geheel correct te noemen. De gelaats kleur wees op koorts of iets van dien aard. Bij het passeren ving hij het woord „koloniaal" op. Vermoedelijk vond zijn goede hart dat deze man nu al genoeg besproken was en dat elke me daille zijn keerzijde had. Met ietwat onvaste stem begon hij dan ook te zingen „Alle koloni alen komen in de hemel, falde- ralderiere". Hoe het precies kwam, schrijver dezes weet het nog niet. Mogelijk was een lichte beneveling hieraan niet geheel vreemd. Hij ging staan en viel de zanger bij. Als op commando verhieven allen zich van hun zetels, hieven het glas en ledigden er een dronk op. En weer kreeg de kastelein het druk. 't Was weer een genoege- lijke avond met een aparte sfeer die zich nooit geheel juist kan laten beschrijven. Fr. Een reportage over Douwe Bijlsma de Boeiekoning - dat heeft al heel lang op het programma van 't Kleine Krantsje gestaan. Graag hadden wij hem daarvoor nog eens willen fotograferen zoals hij optrad op straat, midden in een kring van belangstellenden. Helaas hebben we daarvoor niet meer de kans gekregen: onlangs is de heer Bijlsma overleden. Een onzer abonnee's verraste ons nu met deze foto, waarop we „Slappe Douwe" toch nog in actie kunnen zien - we zien het befaamde slangenmens aan het werk op de Langepiep. UIT EEN PROCES-VERBAAL Ons in functie en behoorlijk voorzien van onze officiële aanstelling begeven hebbende ten huize van gemelden A. S., werden wij aldaar ontvangen door den geïnsinueerde, die zich tegen de uitvoe ring van ons exploit verzette met de verklaring, dat wij schurken waren, welke verklaring wij, na daar van getrouwelijk nota te hebben genomen, hieron der met onze handteekening hebben bekrachtigd. AFKOELING Uw compositie is niet zonder stemming, zulke weemoedige gedachten op. Zoo Ja, aan overleden grootheden. Zij wekt SLECHTE TIJDEN Bedelaar (zich bukkend om een sigareneindje op te rapen): Slechte tijden; de sigareneindjes worden steeds kleiner. DE TIJDEN VERANDEREN Mevrouw: O, die mannen....! vroeger heeft mijn man altijd de eerste viooltjes voor mij meegebracht, omdat ik er zoveel van hield.sedert we getrouwd zijn, brengt hij de eerste asperges mee, omdat hij er zoveel van houdt. EEN BOFFER Zus verkiest niet te eten, omdat het menu van den dag haar niet bevalt. Foei, zegt haar vader ernstig, je moest je schamen. Toen ik klein was, was ik dolblij met het eenvou digste eten en soms kreeg ik niet eens genoeg. Ik heb meer dan eenmaal honger geleden Zus kijkt hem medelijdend aan. Goed dat u maar bij ons gekomen bentzegt zij hartelijk. HET GESCHENK De heer Giermeier gaat met z'n vrouw en achtjarig zoontje de oude tante Bertha met haar verjaardag gelukwenschen, en biedt haar daarbij een mooie pendule aan. O, wat een mooie klok juicht de oude dame - wer kelijk prachtig hoor kinderen Ja, gooit de jonge Giermeier er uit, voordat z'n ouders 't hem verhinderen kunnen, pa heeft al ge zegd: wat zal die later mooi bij ons mahoniehouten salonameublement komen.

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1967 | | pagina 6