GROTE OPSCHUDDING IN SPEELMANSTRAAT Ik was huisknecht-portier in het Stadsziekenhuis Roosje en Leentje in doodsgevaar 'T KLEINE KRANTSJE l<er Naar boven. bij de trap op om daar. Lezer, zoo ge van nabij weet, wat nervositeit is, dompel uw hoofd in 't water. Of 'n niet te warm compres tegen uw voor hoofd. Mogelijk kan ook een stukje ijs dienen. En lees dan verder. Dandoch ook niet eerder. Want in de kamer, waar Roosje en Leentje sliepen.... M'n pen siddert. Het zweet loopt in kille droppels langs m'n voorhoofd. Enfin, dolzinnige lezer.die uw eigen welzijn dusdanig ver geet.... die er zenuwstuiptrek kingen voor over hebt.... die het vervolg beslist weten wil Gruwelijk Daar in die kamer. Mogelijk hebt ge de gruwelstuk ken van den Franschen schrij ver Jules Halbert gelezen.... De man, die o.m. in een van z'n onbloedigste werken verhaalt, hoe een moordenaar z'n slacht offer vilt, m'nheer. Vilt tot op 't been. dat enkel overblijft, terwijl de rest wordt afgekloven, afgesneden, tot de laatste vezel tjes.... Wat hier volgt is af grijselijker. Want zelfs 'geen beentjes bleven er over. Lezer, ik zal u uit den droom helpen. De gevolgen voor uw rekening. De politiemannen zagen. Juist sloeg de dichtstbijzijnde torenklok half twee. De men- schen liepen voor het huis te hoop en lieten beangste uitroe pen hooren. Een late vleermuis fladderde rondom den schoor steen van den naasten buurman. Mogelijk was ook hij uit den slaap opgeschrikt. Een verliefde kater stiet in de nabijheid een klagelijk gemiauw uit, dat de wachtenden, in hun overspan nen zenuwtoestand, aan het schrikken bracht. In de kamer. De maan waagde 't, effen tus- OPSCHUDDING Onze abonnee, mevrouw C. W. van dei Stok— Kruize te Dieren, verlas te ons met een kranten knipsel uit het Leeuwar der Nieuwsblad van om streeks 1923 met onder het kopje „Opschudding" een kostelijk verhaal over twee destijds bekende stadgenotes: Roosje en Leentje Cohen, dochters van de populaire schoen poetser Salomon Cohen uit de Speelmansstraat. Oudere Leeuwarders zul len zich misschien de nachtelijke opschudding, die de beide dames ver oorzaakten en waarvan in dit verhaal sprake is, nog wel herinneren. Wij druk ken het artikel hierbij in zijn geheel af. schen 'n paar donkere wolken door te gluren, om 'n twintig ste seconde later weer schuil te gaan In de kamer. hm. zat 'n poes.'n kat. die zich met de smeuige tong om den be- snorden bek veegde en net het laatste veertje naar binnen slik te. hm. van 'n vinkje. dat-ie met huid en haar.par don met klauwen en veer had opgevretenhm nadat-ie op de kooi was geklom men.... die-ie omver had ge smeten.... en waarvan-ie het zaad- en waterbakje had doen vallen. wat één en an der. het gerinkel had veroor zaakt.wat de gezusters.... Roosje en Leentje. zoo aan 't schrikken had gebracht. zoodat ze gingen schreeuwen hulp haalden van de politie. Neen, de buurt zal dezen nacht niet vergeten. Tot in lengte van dagen niet. kapitein. Dit soort mensen is niet gevaarlijk. Ze grijpen steeds in de lucht en er is niets. Ik kwam dan ook nogal eens bij hem in de cel. Op een keer vroeg hij mij om wat tabak. Dat mag ik je niet geven, zei ik. Hij hield echter aan. Nu, zei ik, ik zal je straks wat tabak brengen, onder voorwaarde dat als ze je betrappen, dat je zegt, dit zat nog in de voering van mijn jas. Hij wou natuurlijk pruimen, 't Is goed afgelopen. De derde was een kroegbaas. Hij had een tapperij niet ver van de strokartonfabriek, 's Morgens tussen zes en zeven uur had hij het nogal druk, vanwege de werklieden van de fabriek. Ze moesten eerst één of een paar borrels hebben voor ze naar hun werk gingen. Omdat dit abso luut verkeerd was, daar de Ma chinerieën toen nog niet zo be veiligd waren als nu, bleven ongelukken dan ook niet uit. Men noemde dit dan ook de armen- en benenfabriek. Deze fabriek is later tot de grond toe afgebrand, en niet weer her bouwd. 't Was een en al von kenregen en roet boven Leeu warden. Deze derde patient, waar ik het over had heb ik met een rijtuig opgehaald, met als hulp één van de recherche. Om ongeveer negen uur stapte ik de zaak bin nen. Goedemorgen zei ik. De drukte is nu voor jou voorbij, 't is mooi weer, zullen we een rij toertje maken Dit sloeg goed in. Eerst nog een paar borrels, zei hij, jij ook. Neem zelf maar een paar, zei ik, met een uurtje komen we wel weer terug, dan neem ik er wel eentje. Later stapten we in het rijtuig. Toen kwam de rechercheur in 't rijtuig. Hij had 't direct door, waar 't naar toe ging. 't Zieken huis. 't Ging geheel rustig. Die tapperij is later opgeheven. Ik weet niet, lezer, of gij weet, wat 'n nachtelijke opschudding beteekent. Gij die de nachten in rustige rust verdroomt, beseft het mogelijk niet gansch en alDe bewoners van de Speelmansstraat te Leeuwarden weten het. De nacht, die zich daar in 't begin dezer week afspeelde, zal in 't geheugen blijven hangen als 'n nachtmerrieeen afgrijselijke hallu cinatie Middernacht had al 'n tijd geleden van de klokketorens gezongen. De stad lag verlaten. Hier en daar, hol en sonoor, de klank van den voetstap eens surveilleerenden agents. Totdat hel en rauw, als een zieluiteen rij tend gejammer, verscheurende klanken door de stilte braken De illustraties op deze pagi na: rechtsboven Roosje en Betje Cohen, twee knappe meiskes op de markt; hier naast Roosje Cohen, zestig jaar later gefotografeerd op diezelfde markt. Maar laat ons kalmpjes vertel len. Boven de Speelmansstraat, zoo gced als andere straten, de donkere, stille nachtelijke rust. De bewoners sliepen den slaap des onschuldigen. Ook Roosje en Leentje, die haar welverdien de rust in eenzaamheid ver droomden want de andere leden der familie waren buiten- steedsch. Eén der zusters, de historie meldt van Roosje, werd uit het bekoorlijke droomenland tot de ruwe werkelijkheid teruggeroe pen. Ruw Men oordeele. Wat moest dat gerinkel Wat was dat helsche lawaai „Leentje, hoor je niks Leentje blies zacht haar stille slaapzuchten weg, doch hoorde inderdaad niets. „Leentje, hoor je niks Langzamerhand ook Leentje wakker. „Wat moet je „Hoor je niks...." Twee paar oren legden zich te luisteren. Het huis één sombere stilte. De looden druk van de nachtelijke eenzaamheid woog zwaar. Toen. Daar. Een rilling doorvoer de gezus ters. Huuhhelp Een vervaarlijk gerinkel rumoer de in de kamer. Het geluid van rinkelend glas. Help Inbrekers Roosje Leentje Help. Door panischen schrik bevan gen, met knikkende knieën on der het sidderende nachttoilet, als de drommel naar boven. naar den zolder. Door 't dak raam gekronkeld, gewurmd. De trillende lijven geperst door dit gat uit dit vervloekte huis, waar boeven te keer gingen. God mogelijk wel moordenaars.... Angstgehuil En daar, boven op het dak, klonk schril en schrijnend, met sidderingen van doodsangst en zielsbenauwenis het angstgehuil door den somberen nacht. De buren veegden zich den slaap uit de oogen, openden de ramen, en keken half versuft naar buiten. Een Zeppelin Een nachtelijke aanranding Niets van dat alles. Wel twee vrouwe lijke gedaanten, als witte spo ken, die rondwaarden, daar bo ven op dat dak en schreiden van help help De naaste buurman riep haar toe, naar omlaag te komen. Hij opende hulpvaardig zijn eigen dakraam en liet de half ontziel de dochteren Eva's binnen. Tot ze den grond onder de voeten hadden. Wat nu D'r werd geen mo ment geaarzeld. Is Leeuwarden niet terecht trotsch op z'n po litiemacht De twee vrouwen in nachtgewaad naar 't bureau, waar 't angstaanjagend verhaal niet zonder zekere stilte werd aangehoordDe „mannen van de wacht" gordden de zwaarden om. Met zekeren tred begaf 'n afdeeling zich naar de plaats des onheils. Behoedzaam 'n paar van de energieksten naar binnen, de hand aan den trek- Drie maal in de twee jaar dat ik als portier werkzaam was in 't ziekenhuis, kregen wij te maken met mannen, die het dilirium hadden. Dat zijn alcoholisten die teveel van dat goedje ge bruikten. De eerste was een deurwaarder. Hij kwam per rij tuig in het ziekenhuis. De eer ste twee dagen, nadat hij eerst in het bad geweest was en in een cel werd gebracht, was nog wat lastig. Hij besmeurde de wanden van zijn verblijfplaats met zijn eigen uitwerpselen. Na een paar dagen was dit al over. Ze komen al gauw weer tot zichzelf, als ze een tijd geen al cohol meer krijgen. De tweede was een stoomboot

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1968 | | pagina 6