Met een vrachtboot langs verre kusten 3 'T KLEINE KRANTSJE Wat onze voorouders sloopten Tot de vele monumenten en gebouwen, die onze voorouders kennelijk niet mooi en belangrijk genoeg vonden om te bewaren voor het nageslacht hoorde ook dit, in onze ogen, buitengewoon fraaie voormalige Ritske Boelema Gasthuis in de Monnikemuurstraat, dat gestaan heeft op de plaats waar nu de zaadhandel van B. Wielinga gevestigd is: in 1905 werd dit bouwvallig geworden gast huis gesloopt - daarna kwamen de minder smaakvolle panden van nu ervoor in de plaats. In de eerste helft van de zeventiende eeuw was dit Ritske Boelema Gasthuis hier gebouwd. In 1823 werd het vergroot en in 1840 werd het nogmaals uitgebreid. Daarna werd het zo door de tand des tijds aangetast, dat de voogden besloten een nieuw gasthuis te stichten op een geheel andere plaats. Hun oog viel toen op het prachtige voormalige Landschapshuis naast de Kanselarij. In 1849 kochten de voogden van het Ritske Boelema Gasthuis dit schitterende pand voor nog geen zevenduizend gulden aan, waarna ze er zonder veel omhaal van woorden de slopers op af stuurden. Op de opengevallen plaats verscheen toen het bouwkundig gedrocht, dat er nu nog staat. Het oude gast huis in de Monnikemuurstraat werd daarna voor een deel tot timmerwerkplaats gedegradeerd en zonder dat iemand zich om het fraaie bouwwerk bekommerde verviel het in de loop van de volgende tientallen jaren al meer en meer. In 1905 kwam toen het mo ment ,dat het onbewoonbaar moest worden verklaard, waarna het dus met de grond werd gelijk gemaakt. Enfin, wat er met dit oude Ritske Boelema Gasthuis verloren is gegaan ziet u nu zelf: een foto om lang naar te kijken en stil bij te worden. De schoon heid, die de voogden van het Ritske Boelema Gasthuis met het unieke Landschapshuis verloren lieten gaan zullen we een volgende maal nog wel eens zien. Hoewel het leven op de „City of Sydney" niet de vergelijking kon weerstaan met dat op de drij vende hotels van nu beschouw ik toch de reis met deze Ame rikaanse boot als een van de aangenaamste van al mijn zee reizen. Ik was nog jong; aan wat ongerieflijkheden en een een voudige keuken tilde ik niet zo zwaar. Ik genoot van de zee en de aanblik op de kustlijn die de reis ons bood. We stoomden langs Amerikaans en Mexicaans Califomië, waar van wij dikwijls de kustlijn konden onderscheiden. Rotsach tig was deze met hier en daar stille stuk kén strand, als het wa re tegen de rotsen aangeplakt. Hier vonden de golven van de Grote Oceaan, na een tocht van duizenden mijlen, eindelijk land. Majestueus is altijd de aanblik van de prachtige oce aan. Machtig bij stilte en ook bij storm, als hij zijn water tot bergen opvoert en de kokende, schuimende massa alles dreigt te verpletteren. Begunstigd door buitengewoon fraai weer gleed het schip de eerste dagen kalm over de grote J. C. V A N D A M wateroppervlakte. Boeide bak boordzijde de zeegrens van de kust, onophoudelijk het oog, niet minder was dit het geval met wat stuurboordzijde ons te zien gaf. Hele scholen bruin vissen volgden vaak ons schip. Ze zijn de straatjongens van de zee. Uitbundig schenen ze zich te vermaken. Met grappige sprongen zag men ze herhaalde lijk vanuit het water opsprin gen; ze doken even onder om dan weer aan de oppervlakte te verschijnen. Ook zwommen ze veel in rechte lijn schuin voor de boeg uit. Ook de vliegende vissen zorgden voor afleiding. Deze vissen, iets groter dan ha ringen, hebben grote borstvin nen waarmee ze zich zo'n hon derd meter, juist boven de wa teroppervlakte kunnen voortbe wegen. Vliegend bij avond lijken ze forsforiserende strepen. Je werd nooit moe naar het spel van deze vissen te kijken. Hielden deze zee-acrobaten zich schuil, dan kon je uren staren naar de eindeloze zee. Soms hoorde je het harmonica-spel van één van de schepelingen. Heerlijk klonken dan die tonen over het water. Je was even in gedachten verdiept wanneer er gespeeld werd van: „Where is my wandering boy to-night Ook een paar Duitsers aan boord zongen enthousiast hun vaderlandse liederen. Stil werd je er van, wanneer er gezongen werd van: „Nach der Heimat kehr ich wieder Eigenaardig dat toch bijna elke zwerver, af en toe, die drang naar „der Heimat" weer op komt. Dat heimweegevoel naar Nederland en moeders gestamp te pot. De meeste zwervers be houden die tere plek in hun hart. Men rukt zich niet zo ge makkelijk van zijn vaderland los. Logboek Volgens mijn logboek stroom den wij, na vijf dagen op zee de Golf van Mexico binnen. Het ging op de Mexicaanse haven stad Mazatlan aan. De zee was hier wat onrustig. Onrustig, ja zelfs opstandig waren toen ook de Mexicaanse stokers in de machinekamer. De kapitein had hen n.l. doen weten dat ze wel in Mazatlan aan wal mochten gaan, maar dat de gage pas werd uitbetaald wanneer de reis was volbracht. Dit was voor de Mexicanen een slag in 't ge zicht. Zonder cent op zak de vaderlandse bodem betreden en platzak hun vrouwen en liefjes te begroeten Dat namen ze niet Ze staakten hun werk, waarna ze geboeid naar het dek werden gebracht waar een conferentie met de kapitein plaatsvond. Ge lukkig werd het geschil bijge legd en werd er besloten dat, bij het aan wal gaan te Mazat lan de helft van hun gage zou worden uitbetaald, de rest zou volgen aan het eind van de reis. Dit werd volgens Donald ge daan omdat bij vorige reizen de heren met „plenty of monney in the pocket" zo aan de zwier (Vervolg op pag. io)

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1968 | | pagina 3